Verdovingsgas

Wat is een verdovingsgas?

De term verdovend gassen wordt gebruikt om zogenaamde te beschrijven inademing verdovende middelen. Strikt genomen zijn dit helemaal geen gassen, maar zogenaamd vluchtig anesthetica. Deze vluchtige anesthetica worden gekenmerkt door het feit dat ze verdampen bij lage temperaturen.

Deze chemische eigenschap wordt benut door speciale verdampers te ontwikkelen waarin de verdamping van de anesthetica kan worden gecontroleerd en geregeld. Dit wordt gebruikt om te induceren of in stand te houden anesthesie. Alleen lachgas en xenon zijn echte gassen die voor gebruikt kunnen worden anesthesie. Vanwege de ernstige bijwerkingen wordt distikstofoxide echter zelden gebruikt in de klinische routine en wordt xenon momenteel alleen experimenteel gebruikt.

Welke verdovende gassen zijn er beschikbaar?

Er is een hele reeks anesthesiegassen. Elk anesthesiegas heeft zijn eigen voor- en nadelen, en wordt op basis daarvan aangepast aan de patiënt. Het optimale anesthesiegas heeft de eigenschappen dat het het lichaam snel onder water zet en bijgevolg snel inwerkt, een lage oplosbaarheid in bloed en een hoge oplosbaarheid in vet.

Tegelijkertijd moet het anesthesiegas snel worden uitgescheiden zodra de toevoer aan het einde van de anesthesie, zodat de patiënt snel weer wakker kan worden. Tot de meest voorkomende verdovingsgassen behoren desfluraan, sevofluraan en isofluraan. Lachgas of xenon worden ook in sommige klinieken gebruikt, maar vormen eerder een uitzondering. Oudere anesthesiegassen zoals: halothaan, enfluraan en diethylether zijn niet langer goedgekeurd voor klinisch gebruik.

Hoe werken anesthesiegassen?

Anesthesiegassen werken op veel verschillende doelstructuren op moleculair niveau in. Vanwege hun hoge oplosbaarheid in vet, worden de anesthesiegassen door het lichaam verdeeld en hebben ze hier met name een wisselwerking met componenten van de celmembraan. De exacte processen bij het celmembraan zijn niet bekend, maar er is gevonden dat hoe hoger de affiniteit van een anesthesiegas voor vetachtige stoffen, hoe hoger de relatieve effectiviteit van het anesthesiegas (zie Meyer-Overton-correlatie).

Naast deze invloeden op de celmembraananesthetische gassen hebben echter ook invloed op andere metabole routes, daarom wordt het effect ook wel het concept van meerdere mechanismen en werkingsplaatsen genoemd. Dit omvat de aanpassing van ionkanalen, die verantwoordelijk zijn voor de overdracht van stimuli. Ook wordt een effect op verschillende receptoren besproken, zoals de GABA-A-receptoren, 5-HT3-receptoren, NMDA-receptoren en mACh-receptoren. Hier heeft elk anesthesiegas een andere invloed op de verschillende werkingsplaatsen op een andere manier, en daarom wordt een zo breed scala aan werkingsmechanismen en werkingskracht onthuld.