Hartfalen: symptomen en therapie

Kort overzicht

  • Oorzaken: eerst en vooral vernauwing van de kransslagaders (coronaire hartziekten), hoge bloeddruk, hartspierziekten (cardiomyopathieën), ontsteking van de hartspier (myocarditis), hartklepaandoeningen, hartritmestoornissen, chronische longziekte, hartklepaandoeningen hartaanval, levercirrose, bijwerkingen van medicijnen, verhoogde bloedlipiden, diabetes
  • Symptomen: afhankelijk van het stadium, kortademigheid (dyspnoe) bij inspanning of in rust, verminderde prestaties, vermoeidheid, bleke of blauwe verkleuring van de lippen en nagelbedden, oedeem, vooral van de enkels en onderbenen, verdikte nekvaten, snelle gewichtstoename, nachtelijke drang om te plassen, hartkloppingen, hartritmestoornissen, lage bloeddruk
  • Behandeling: geneesmiddelen om de bloeddruk te verlagen (antihypertensiva), om de bloeddruk weg te spoelen (diuretica), om de hartslag te vertragen (bijv. bètablokkers), om het effect van bepaalde hormonen te verminderen (aldosteronantagonisten) en om het hart te versterken (bijv. digitalis). Afhankelijk van de oorzaak een operatie (bijvoorbeeld aan de hartkleppen, bypass, pacemaker), soms een harttransplantatie

Hartfalen: oorzaken en risicofactoren

Bij hartfalen (hartinsufficiëntie) is het hart niet meer zo efficiënt als een gezond hart. Het kan de weefsels van het lichaam niet langer van voldoende bloed (en dus van zuurstof) voorzien. Dit kan levensbedreigend zijn. Hartfalen kan verschillende oorzaken hebben:

De tweede hoofdoorzaak is hoge bloeddruk (hypertensie). Bij een hoge bloeddruk moet het hart permanent harder pompen, bijvoorbeeld tegen vernauwde bloedvaten in de bloedbaan. Na verloop van tijd wordt de hartspier dikker om meer druk op te kunnen bouwen (hypertrofie). Op de lange termijn is het echter niet bestand tegen deze belasting – en neemt de pompcapaciteit af.

Andere oorzaken van hartfalen zijn hartritmestoornissen en ontstekingen van de hartspier. Defecten aan het hartseptum en hartklepdefecten (aangeboren of verworven) kunnen ook tot hartfalen leiden. Hetzelfde geldt voor vochtophoping in het hartzakje (pericardiale effusie, vooral bij pericarditis).

Hartfalen kan ook worden veroorzaakt door hartspierziekten (cardiomyopathieën). Deze kunnen op hun beurt bijvoorbeeld worden veroorzaakt door ontstekingen of overmatig alcohol-, drugs- of medicatiemisbruik.

Stofwisselingsziekten kunnen ook een rol spelen bij het ontstaan ​​van hartfalen. Voorbeelden zijn diabetes mellitus (diabetes) en schildklierfunctiestoornissen (zoals hyperthyreoïdie).

Ziekten van de longen zoals emfyseem of COPD (chronische obstructieve longziekte) zijn andere mogelijke oorzaken van hartfalen.

Met name het minder vaak voorkomende rechter hartfalen (functionele zwakte van de rechterkant van het hart) kan veroorzaakt worden door een longziekte. Dit komt omdat de bloedvaten in de zieke longen meestal ook beschadigd zijn. Het bloed kan er niet meer goed doorheen stromen (pulmonale hypertensie). Het komt terecht in het rechterhart en zet er druk op.

Soms veroorzaken medicijnen ook hartfalen. Dit risico bestaat bijvoorbeeld bij bepaalde medicijnen tegen hartritmestoornissen, bepaalde kankermedicijnen (antineoplastische medicijnen), eetlustremmers en migrainemedicijnen (zoals ergotamine). Harttumoren of uitzaaiingen van kanker kunnen echter ook hartfalen veroorzaken.

Systolisch en diastolisch hartfalen

Hartfalen bestaat doorgaans uit twee parameters: systolisch en diastolisch hartfalen.

De term systolisch hartfalen (ook congestief hartfalen) verwijst naar het verminderde pompvermogen van het hart: de pompfunctie en het ejectievermogen van de linker hartkamer zijn verminderd.

Hierdoor worden de organen niet meer van voldoende bloed voorzien. Bovendien maakt het bloed een back-up. Hierdoor ontstaat oedeem, bijvoorbeeld in de armen en benen of in de longen.

In de meeste gevallen is het linkerventrikel pathologisch veranderd en dus minder expandeerbaar en kan het niet langer voldoende bloed opnemen. Als gevolg hiervan wordt er minder bloed in de systemische circulatie gepompt. Dit leidt tot een tekort aan zuurstof in het lichaam. Diastolisch hartfalen komt vooral op oudere leeftijd voor. Vrouwen worden vaker getroffen dan mannen.

Hartfalen: classificatie

Hartfalen kan worden geclassificeerd op basis van verschillende criteria:

  • Afhankelijk van het getroffen hartgebied wordt onderscheid gemaakt tussen linker hartfalen, rechter hartfalen en globaal hartfalen (beide helften van het hart getroffen).
  • Afhankelijk van het beloop van de ziekte wordt onderscheid gemaakt tussen acuut hartfalen en chronisch hartfalen.
  • Een ruwe classificatie op basis van de toestand van de ziekte is die van gecompenseerd hartfalen en gedecompenseerd hartfalen.

De European Heart Society (ESC) classificeert hartfalen ook op basis van de ejectiecapaciteit van het hart. Als het linkerhart voldoende bloed blijft rondpompen, spreken artsen van een behouden ejectiefractie (ejectiefractie = EF, normale waarde 60-70 procent). Dit staat in contrast met een verminderde ejectiefractie. Dit resulteert in de volgende classificatie:

  • Hartfalen met verminderde linkerventrikel-EF (HFrEF = hartfalen met verminderde ejectiefractie, EF bij 40 procent of minder)
  • Hartfalen met middelmatige EF (HFmrEF = hartfalen met licht verminderde ejectiefractie, voorheen hartfalen met middelmatige ejectiefractie, EF = 41-49 procent)
  • Hartfalen met behouden EF (HFpEF = hartfalen met behouden ejectiefractie, EF is minimaal 50 procent)

Hartfalen: links, rechts, globaal

Bij rechter hartfalen worden vooral het rechter atrium en de rechter ventrikel van de hartspier getroffen door het hartfalen.

Een zwakke rechterhersenhelft van het hart kan niet langer voldoende kracht leveren en het bloed hoopt zich op in de bloedvaten die het bloed voorzien (aders). Hierdoor wordt de druk in de aderen verhoogd en wordt vocht uit de aderen naar het omringende weefsel geperst. Waterretentie (oedeem) ontstaat in het lichaam, vooral in de benen en de buik.

Rechterhartfalen ontstaat meestal als gevolg van chronisch linkerhartfalen.

Bij linkerhartfalen is de pompcapaciteit van de linkerkant van het hart niet meer voldoende. Als gevolg hiervan stroomt het bloed terug naar de longvaten (verstopte long). Dit is vooral gevaarlijk omdat water zich in de longen kan ophopen (longoedeem). Hoesten en kortademigheid zijn typische symptomen.

Als er sprake is van globaal hartfalen, wordt de pompcapaciteit van beide delen van het hart verminderd. Er worden dus symptomen van zowel rechter als linker hartfalen gezien.

Acuut hartfalen en chronisch hartfalen

Gecompenseerd en gedecompenseerd hartfalen

De termen gecompenseerd hartfalen en gedecompenseerd hartfalen beschrijven de gevallen waarin symptomen optreden. Gecompenseerd hartfalen veroorzaakt meestal alleen symptomen tijdens inspanning. In rust kan het hart daarentegen nog steeds de nodige output leveren, zodat er geen symptomen optreden.

Gedecompenseerd hartfalen veroorzaakt daarentegen symptomen zoals het vasthouden van water (oedeem) of kortademigheid (dyspnoe), zelfs in rust of bij lage inspanning.

Artsen gebruiken de termen vooral als het bestaan ​​van hartfalen al bekend is. Als de klachten onder controle zijn (bijvoorbeeld door goede medicatie) wordt het hartfalen gecompenseerd. Als deze aandoening echter uit de hand loopt (bijvoorbeeld als gevolg van acuut toegevoegde ziekten of het niet innemen van pillen), wordt hartfalen als gedecompenseerd beschouwd.

Hartfalen: NYHA-classificatie

  • NYHA I: Geen lichamelijke klachten in rust of bij dagelijkse inspanning.
  • NYHA II: Lichte beperkingen in inspanningscapaciteit (bijv. 2 trappen), maar nog steeds geen symptomen in rust.
  • NYHA III: Hoge beperkingen, zelfs bij dagelijkse fysieke inspanning. Symptomen zoals vermoeidheid, hartritmestoornissen, kortademigheid en een beklemmend gevoel op de borst (angina pectoris) treden snel op, zelfs bij geringe inspanning.
  • NYHA IV: Symptomen verschijnen bij elke fysieke inspanning en in rust. Getroffen personen zijn doorgaans immobiel (bedlegerig) en afhankelijk van permanente hulp in hun dagelijks leven.

Hartfalen: symptomen

Hartfalen: Symptomen van linkerhartfalen

Het linkerdeel van het hart is waar bloed naartoe wordt gestuurd nadat het in de longen van zuurstof is voorzien. Wanneer deze helft van het hart niet meer goed werkt, stroomt het bloed terug naar de longen. Dit leidt tot hoesten en kortademigheid (dyspnoe).

Symptomen van hartfalen met “astma cardiale”.

Als het linkerhartfalen zich blijft ontwikkelen, lekt er vloeistof uit de longcapillairen naar de longblaasjes. Naast kortademigheid leidt dit ook tot meer hoesten. Tegelijkertijd kunnen de bronchiën gespannen raken. Dit symptoomcomplex wordt ook wel ‘astma cardiale’ (‘hartgerelateerd astma’) genoemd.

Als er vloeistof in het longweefsel blijft binnendringen, ontstaat er een aandoening die bekend staat als longoedeem. De kenmerken ervan zijn ernstige kortademigheid en “borrelende” ademhalingsgeluiden (“borrelen”). Door het tekort aan zuurstof worden de huid en de slijmvliezen blauwachtig (cyanose). Sommige patiënten hoesten schuimige, soms vleeskleurige afscheidingen op.

Als zich vloeistof rond de longen in de pleuraholte verzamelt, noemen artsen dit pleurale effusie. Het is ook een van de mogelijke symptomen van hartfalen.

Hartfalen: symptomen van rechterhartfalen.

Het zuurstofarme bloed uit het lichaam stroomt naar het rechter deel van het hart. Het wordt vanuit de rechter hartkamer naar de longen gepompt, waar het opnieuw van zuurstof wordt voorzien. Wanneer de rechterkant van het hart wordt aangetast door hartfalen, komt de hartklep in de aderen van het lichaam terecht.

Typische symptomen van hartfalen zijn in dit geval ophopingen van water in het lichaam (oedeem). Ze verschijnen meestal eerst in de benen (beenoedeem), vooral aan de enkels of aan de achterkant van de voeten, en daarna ook boven de schenen. Bij bedlegerige patiënten ontstaat het oedeem meestal eerst ter hoogte van het heiligbeen.

In het gevorderde stadium van rechterhartfalen zet zich ook water af in de organen. Andere typische symptomen van hartfalen omvatten daarom een ​​verminderde orgaanfunctie.

Het vasthouden van water zorgt vaak voor een snelle gewichtstoename, vaak meer dan twee kilo per week.

Deze zwellingen kunnen de huid uitdrogen doordat de druk in het weefsel te groot wordt. Mogelijke gevolgen zijn ontstekingen (eczeem), die zich kunnen ontwikkelen tot open, slecht genezende wonden.

Globaal hartfalen: symptomen

Als beide helften van het hart worden beïnvloed door orgaanzwakte, wordt de aandoening globaal hartfalen genoemd. De symptomen van beide vormen van de ziekte (hartfalen rechts en links) komen dan samen voor.

Andere symptomen van hartfalen

Hartfalen veroorzaakt het vasthouden van water (oedeem) door het hele lichaam. Deze worden voornamelijk 's nachts vrijgegeven (gemobiliseerd) wanneer de getroffen persoon ligt.

Het lichaam wil het vrijgekomen, overtollige vocht via de nieren afvoeren. Dit is de reden waarom patiënten 's nachts heel vaak naar het toilet moeten. Dit frequent urineren 's nachts staat bekend als nocturie.

Het treedt op wanneer, als gevolg van gevorderde hartinsufficiëntie, het centrale zenuwstelsel niet langer goed van bloed wordt voorzien.

Onder stress klopt het hart erg snel (hartkloppingen = tachycardie). Bovendien kunnen hartritmestoornissen optreden, vooral in gevallen van uitgesproken hartinsufficiëntie. De hartritmestoornissen kunnen levensbedreigend worden en moeten dan onmiddellijk worden behandeld.

Een ander klassiek teken van hartfalen in de late stadia is een lage bloeddruk.

Algemene en zeer vaak voorkomende symptomen van hartfalen zijn onder meer verminderde prestaties, vermoeidheid en uitputting.

Hartfalen: tests en diagnose

De diagnose hartfalen is gebaseerd op het afnemen van de medische geschiedenis van de patiënt (anamnese) en op lichamelijk en instrumenteel onderzoek.

Tijdens het anamnesegesprek vraagt ​​de arts de patiënt onder meer naar zijn of haar klachten en of er een familiegeschiedenis is van hartziekten (genetische aanleg).

Door met een stethoscoop naar de activiteit van het hart te luisteren, krijgt de arts de eerste aanwijzingen voor een klepdefect of zwakte van de hartspier. Bij het luisteren naar de longen is een ratelend geluid een teken van hartfalen. Het duidt op waterretentie in de longen.

Reuma komt echter ook voor bij bijvoorbeeld longontsteking. De arts kan ook een derde harttoon horen (dit is meestal alleen normaal bij kinderen en adolescenten).

Bij oedeem in de benen kunnen zichtbare deukjes in de huid worden gedrukt. Als de arts de pols meet, kan deze bij elke slag in intensiteit veranderen (pulsus alternans). Bovendien herkent de onderzoeker uitstekende nekaders – een teken van bloedachterstand.

De bloedstroom die door het hart stroomt, kan worden gevisualiseerd met behulp van kleuren-Doppler-echografie. Dit is een bijzondere vorm van echografisch onderzoek. Ook gebruikt de arts een echografiescanner om vochtophopingen te zien, bijvoorbeeld in de buik (ascites) of borstkas (pleurale effusies). Tegelijkertijd controleert hij de vena cava en organen op tekenen van congestie.

Hartritmestoornissen kunnen het beste worden gedetecteerd met een langdurig ECG. De patiënt krijgt een klein draagbaar apparaatje mee naar huis. Het is verbonden met elektroden die de arts op de borst van de patiënt plaatst en registreert voortdurend de hartactiviteit.

Een langdurig ECG duurt gewoonlijk 24 uur. Het onderzoek is pijnloos en heeft geen invloed op de patiënt.

Stents (vaatsteunen) kunnen worden ingebracht om het coronaire vat permanent open te houden. Bovendien helpen stresstests (bijvoorbeeld op een fietsergometer) om de omvang van het probleem te beoordelen. In sommige gevallen is het hart zo zwak dat deze tests niet langer mogelijk zijn.

Bij vermoeden van hartfalen wordt ook een bloeddrukmeting uitgevoerd.

Daarnaast laat de arts in het laboratorium diverse urine- en bloedonderzoeken uitvoeren. Er wordt onder meer de urinestatus en een bloedtelling afgenomen. Op basis van het bloedbeeld constateert de arts bijvoorbeeld bloedarmoede. Daarnaast worden de elektrolyten (vooral natrium en kalium) en de ijzerstatus bepaald. Ook laat de arts in het laboratorium diverse orgaanparameters bepalen, zoals creatinine, nuchtere bloedsuikerspiegel en leverenzymen, inclusief stollingswaarden.

Bovendien kunnen röntgenfoto's van de thorax en een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) de diagnose van hartfalen ondersteunen.

Hartfalen: behandeling

De hartfalentherapie bestaat uit verschillende componenten en hangt vooral af van de ernst van het hartfalen. Kortom, naast medicamenteuze behandeling is ook de persoonlijke levensstijl van cruciaal belang. In ernstige gevallen kan een pacemaker of harttransplantatie noodzakelijk zijn.

Hartfalen: medicatie

Medicamenteuze therapie voor hartfalen heeft tot doel complicaties van de ziekte te voorkomen en de levenskwaliteit van patiënten te verbeteren. Afhankelijk van de oorzaak van hartfalen worden verschillende medicijnen gebruikt. Van sommige medicijnen is aangetoond dat ze de prognose verbeteren, terwijl andere vooral bestaande symptomen verlichten.

Over het algemeen zijn er verschillende middelen beschikbaar voor de behandeling van hartfalen. De belangrijkste hiervan zijn onder meer:

ACE-remmers: deze blokkeren een eiwit dat verantwoordelijk is voor de vernauwing van de bloedvaten in het lichaam. Als gevolg hiervan blijven de bloedvaten permanent verwijd en daalt de bloeddruk. Hierdoor wordt het hart ontlast en wordt de hermodellering van de hartspier als gevolg van de blijvende overbelasting vertraagd. Meestal schrijft de arts eerst ACE-remmers voor (NYHA I).

AT-1-antagonisten (= angiotensinereceptorblokkers, sartanen): ze blokkeren de werking van een hormoon dat de bloeddruk verhoogt. Ze worden echter alleen gebruikt als de patiënt geen ACE-remmers of angiotensinereceptor-neprilysineremmers (ARNI) kan verdragen.

Mineralocorticoïdreceptorantagonisten (MRA, ook aldosteronantagonisten genoemd): Deze zijn bovendien geïndiceerd in NYHA-stadia II-IV, vooral wanneer het hart niet langer voldoende pompt (EF <35 procent). Ze verhogen de wateruitscheiding uit het lichaam, wat uiteindelijk het hart verlicht. Er wordt aangenomen dat deze behandeling, als 'antifibrotische therapie', de schadelijke remodellering van het myocard helpt tegen te gaan.

Angiotensinereceptor-neprilysineremmers (ARNI): Dit is een vaste geneesmiddelcombinatie van een angiotensinereceptorblokker (AR, = AT-1-antagonist, zie hierboven) en een neprilysineremmer (NI). Dit laatste remt de afbraak van verschillende hormonen in het lichaam en verwijdt zo de bloedvaten, bevordert de uitscheiding en gaat littekenweefsel in de hartspier tegen. Momenteel is de combinatie van de actieve ingrediënten sacubitril (NI) en valsartan (AR) verkrijgbaar. Artsen schrijven ARNI voor ter vervanging van ACE-remmers of sartanen.

SGLT2-remmers (remmers van natrium-glucose-cotransporter-2, gliflozines): SGLT2-remmers zijn bekend uit de behandeling van diabetes. Ze kunnen echter ook patiënten met chronisch hartfalen helpen – ongeacht of ze diabetes hebben of niet. Artsen schrijven ze voor naast een behandeling met ACE-remmers/ARNI’s, bètablokkers en aldosteronantagonisten, vooral als patiënten bij gebruik nog steeds klachten ervaren.

Ivabradine: Dit medicijn verlaagt de hartslag. Artsen schrijven het voor als de hartslag te snel is (> 70/min), zelfs bij bètablokkers, of als deze niet worden verdragen.

Digitalis: Preparaten met digitalis verbeteren de pompkracht van het hart. Het verlengt het leven niet, maar verhoogt de levenskwaliteit en de veerkracht van de getroffenen. Digitalis (digitoxine, digoxine) wordt gebruikt om de snelheid van atriale fibrillatie, een veel voorkomende hartritmestoornis, onder controle te houden.

Artsen gebruiken de bovengenoemde middelen voornamelijk bij patiënten met hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF) (en NYHA-klassen II tot IV). De standaardtherapie omvat hier ACE-remmers (of ARNI's, of sartanen indien intolerant) plus bètablokkers plus aldosteronantagonisten plus SGLT2-remmers (volgens de richtlijnen van de European Society of Cardiology).

Bij patiënten met een behouden ejectiefractie (HFpEF) bestaat een dergelijke geneesmiddelaanbeveling niet. Als getroffen personen ‘overgehydrateerd’ zijn, krijgen ze diuretica. De situatie is vergelijkbaar voor mensen met een licht verminderde ejectiefractie (HFmrEF) van het hart. Afhankelijk van het geval schrijven artsen preparaten voor die ook worden gebruikt bij hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF).

IJzertoediening bij bloedarmoede en hartfalen

Meer ijzer in het bloed kan uiteindelijk de ademhaling vergemakkelijken. Dit komt omdat ijzer een fundamentele bouwsteen is van het bloedpigment hemoglobine, dat een cruciale rol speelt bij het zuurstoftransport. Vroeg of laat leidt ijzertekort tot bloedarmoede, wat hartfalen bevordert.

Meidoorn voor hartfalen

Kruidengeneeskunde beveelt meidoornpreparaten aan voor hartfalen. Er wordt gezegd dat ze de contractiliteit en de zuurstoftoevoer van de hartspier verbeteren. Ze gaan ook hartritmestoornissen tegen (anti-aritmisch effect).

Vanuit wetenschappelijk oogpunt is tot nu toe geen relevante en bewezen werkzaamheid van meidoorn bij hartinsufficiëntie aangetoond. Als patiënten dergelijke medicinale plantenpreparaten toch willen proberen, dan in overleg met de arts of apotheker en als aanvulling op de conventionele medische behandeling van hartfalen.

Pacemaker tegen hartfalen

Beide samen kunnen het hartfalen compenseren. Bij CRT worden pacemakerdraden in de hartkamers ingebracht, zodat ze weer in hetzelfde ritme kloppen.

Patiënten die een hartstilstand hebben overleefd of aan gevaarlijke hartritmestoornissen lijden, hebben baat bij een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD). Het apparaat wordt als een pacemaker ingebracht. Het geeft een elektrische schok af wanneer het een gevaarlijke aritmie detecteert.

Soms gebruiken artsen een combinatieapparaat van de twee systemen, een zogenaamde CRT-ICD-systeem (ook wel een CRT-D-systeem genoemd).

Chirurgische maatregelen

Als het hartfalen ondanks bestaande therapie verergert, kan het nodig zijn het oude hart te vervangen door een nieuw hart (harttransplantatie). Patiënten kunnen een donorhart of een kunsthart krijgen. Dit kan tot verschillende complicaties leiden, zoals afstotingsreacties.

Als defecte hartkleppen de oorzaak zijn van hartfalen, kan een operatie ook noodzakelijk zijn. Soms is een ‘reparatie’ (reconstructie) van de hartklep mogelijk. In andere gevallen wordt de defecte hartklep vervangen (biologische of mechanische klepprothese).

Hartfalen: wat u zelf kunt doen

Als bij u door uw arts hartfalen is vastgesteld, is het belangrijk om een ​​gezonde levensstijl aan te nemen. Dit minimaliseert risicofactoren en verbetert uw kwaliteit van leven. Neem daarom het volgende ter harte:

  1. Dieet: Zorg ervoor dat je voldoende fruit en groenten eet. Vermijd dierlijke vetten zoveel mogelijk en volg een zoutarm dieet. Zout zorgt ervoor dat water in het lichaam wordt opgeslagen. Het hart moet dan harder werken.
  2. Dagelijks wegen: Om u te helpen de vochtbalans van uw lichaam in de gaten te houden, kunt u dagelijks op de weegschaal gaan staan ​​en uw gewicht noteren. Zoek onmiddellijk medisch advies als u in één nacht meer dan één kilo bent aangekomen, binnen drie dagen meer dan twee kilo of in één week meer dan twee en een halve kilo bent aangekomen.
  3. Oefening: Effectieve therapie voor hartfalen omvat altijd lichaamsbeweging en matige fysieke activiteit. In het dagelijks leven kun je bijvoorbeeld lopend naar je werk gaan en de trap nemen in plaats van de lift. Ook wandelingen, lichte kracht- en coördinatieoefeningen, zwemmen, fietsen en wandelen worden aanbevolen. Ook kunt u lid worden van een sportgroep voor hartpatiënten (revalidatiesport). Bespreek zeker met uw arts welke lichamelijke activiteiten en sporten voor u zinvol zijn en in welke mate u mag sporten.
  4. Alcohol: Minimaliseer uw alcoholinname omdat alcohol de hartspiercellen kan beschadigen. Vrouwen wordt aangeraden om niet meer dan twaalf gram pure alcohol (één standaarddrankje) per dag te consumeren. Mannen mogen niet meer dan 24 gram pure alcohol (gelijk aan twee standaarddrankjes) per dag consumeren. Als algemene regel geldt dat er minimaal twee dagen per week geen alcohol genuttigd mag worden. Patiënten bij wie het hartfalen werd veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik (alcoholtoxische cardiomyopathie) moeten alcohol helemaal vermijden.
  5. Roken: Het is het beste om helemaal te stoppen met roken – en ook met andere vormen van drugs!
  6. Vaccinatie: Laat u ieder jaar vaccineren tegen griep en iedere zes jaar tegen pneumokokken. Vaccinatie tegen Covid-19 en daaropvolgende boostershots zijn ook aan te raden bij hartfalen.
  7. Dagboek: Houd een dagboek bij van alle symptomen die u opmerkt. Zo vergeet u de volgende keer dat u uw arts bezoekt niets.

Patiënten met hartfalen krijgen al lang het advies om het rustig aan te doen en fysieke inspanning te vermijden. Veel wetenschappelijke onderzoeken hebben echter een positief effect van matige duurtraining op hartfalen gevonden. Lichamelijke activiteit is niet alleen veilig, maar zelfs een belangrijk onderdeel van de behandeling.

Oefening bij hartfalen verbetert de fysieke prestaties en kwaliteit van leven van de getroffenen. Het is echter nog onduidelijk of activiteit ook een effect heeft op de levensverwachting van patiënten.

Bij acute ziektetoestanden zoals het acuut coronair syndroom, kortademigheid in rust, het vasthouden van vocht in de weefsels of ontsteking van de hartspier, is lichaamsbeweging taboe. Over het algemeen is voorzichtigheid geboden bij hartfalen: Vraag altijd aan uw arts in hoeverre u zich mag inspannen.

Beginnen met sporten met hartfalen

Welke oefening bij hartfalen?

Er bestaat geen one-size-fits-all oefenplan voor mensen met hartfalen. Het hangt af van de individuele patiënt, het stadium van hartfalen en zijn algemene gezondheids- en conditiestatus. Over het algemeen omvat lichaamsbeweging bij hartfalen twee hoofdcomponenten:

  • Matige, continue duurtraining: drie tot vijf keer per week (eventueel dagelijks; na verloop van tijd ook combinatie met intervaltraining mogelijk)
  • dynamische krachttraining: twee tot drie keer per week

Als de getroffen personen helemaal geen aandoening hebben, kan in eerste instantie pure ademhalingsspiertraining nuttig zijn.

Matige duurtraining

Een verstandige optie hierbij is de zogenaamde ÖLI-regel (= vaker, langer, intensiever). Dit betekent dat eerst de trainingsfrequentie wordt verhoogd, daarna de duur en ten slotte de intensiteit.

Dus als de duurtraining 10 minuten kan worden volbracht, wordt de trainingsfrequentie verhoogd van bijvoorbeeld drie naar vijf eenheden per week. De volgende stap is het verlengen van de trainingen: in plaats van 10 minuten oefent de patiënt dan 15 tot 20 minuten. De laatste stap is het verhogen van de intensiteit: in plaats van 40 procent van de maximale capaciteit gaat hij naar 50 tot 60 procent.

In de cursus kunnen hartfalenpatiënten ook intervaltraining doen. Hier zijn de eenheden korter, maar intenser. De intensiteit ligt dan in het matig-intensieve bereik van ongeveer 60 tot 80 procent van de maximale capaciteit. De dag na de intervaltraining is het meestal een goed idee om een ​​pauze te nemen.

Voor mensen met hartfalen is matige duurtraining geschikt, bijvoorbeeld:

  • langzaam fietsen of fietsergometer
  • traplopen (bijvoorbeeld op de stepper)
  • Aquagymnastiek
  • Dansen

Indien getraind zijn ook andere sporten zoals joggen of duurzwemmen mogelijk. Trouwens, tijdens een gematigde training wordt de ademhaling versneld, maar je kunt nog steeds in volledige sets praten.

Dynamische krachttraining

Ook voor mensen met hartfalen is kracht- en weerstandstraining belangrijk. Dit komt omdat veel patiënten in de gevorderde stadia het zogenaamde wasting-syndroom vertonen. Het gaat hierbij om een ​​vermindering van de spiermassa en verlies van kracht.

Dynamische kracht-uithoudingstraining met weinig gewicht en veel herhalingen wordt aanbevolen. Om een ​​trainingsplan op te stellen is het zinvol om bijvoorbeeld het zogenaamde “één herhalingsmaximum” (1-RM) te bepalen.

Tijdens deze training is een correcte ademhaling bijzonder belangrijk: ondanks inspanning moet persademhaling worden vermeden.

Patiënten met hartfalen kunnen het beste twee tot drie keer per week dynamische krachttraining doen.

Overigens is intervaltraining met hoge intensiteit (HIIT) een mogelijke optie voor laagrisicopatiënten met stabiel hartfalen. Volgens de Federation of European Societies of Sports Medicine (EFSMA) is hiervoor opgeleid personeel nodig dat toezicht houdt op de training.

Het is raadzaam om regelmatig (elke drie tot zes maanden) uw arts te raadplegen voor controles en om nieuwe inspanningslimieten met hem of haar te bespreken.

Hartfalen: verloop van de ziekte en prognose

Hartfalen is niet te genezen. Slechts in enkele gevallen kunnen de symptomen zodanig worden verminderd dat een volledig onbelemmerd leven mogelijk is. Elke patiënt kan echter invloed uitoefenen op de mate waarin de ziekte voortschrijdt.

Naast de levensstijl is het vooral therapietrouw (compliance) waar patiënten op moeten letten. Met therapietrouw of therapietrouw bedoelen artsen de mate waarin patiënten zich houden aan de voorgeschreven en besproken therapie.

Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het regelmatig innemen van de voorgeschreven medicijnen, ook als er op dit moment misschien helemaal geen klachten zijn. Zo kunnen complicaties en verslechtering van de algemene toestand vooraf worden voorkomen.

Onder naleving wordt ook verstaan ​​een regelmatige controle bij de huisarts. Als de bloedwaarden (bijv. elektrolyten, nierwaarden) buiten het normale bereik liggen, zijn frequentere controles noodzakelijk.

Ook belangrijk bij hartfalen: Als u vermoedt dat uw toestand is verslechterd, raadpleeg dan onmiddellijk uw arts!

Hartfalen: levensverwachting

Patiënten hebben nu ondanks de ziekte een betere prognose en een relatief hoge levensverwachting. In individuele gevallen hangt dit af van het type (het ontstaan) van de ziekte, de leeftijd van de getroffen persoon, mogelijke bijkomende ziekten en de persoonlijke levensstijl.

Niettemin is chronisch hartfalen een progressieve ziekte die de dood tot gevolg kan hebben. Vooral in de gevorderde stadia kan de toch al wankele toestand op elk moment plotseling verergeren en zelfs fataal zijn. Daarom is het belangrijk om al aan het begin van de ziekte aan dergelijke acute situaties te denken.

Bespreek met uw arts welke maatregelen dan zinvol zijn en leg uw wensen vast in de vorm van een levenstestament. Een zorgproxy is net zo nuttig. Daarin geeft u aan wie uw zaken moet regelen als u dat door ziekte niet meer kunt doen.