Wat is ijzer?
IJzer is een element dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof in het menselijk lichaam. Er zit tussen de 2 en 4 gram ijzer in het menselijk lichaam. Een derde van het ijzer wordt opgeslagen in de lever, de milt, het darmslijmvlies en het beenmerg. Tweederde van het ijzer wordt in het bloed aangetroffen, gebonden aan het rode bloedpigment hemoglobine. De ingeademde zuurstof wordt in het bloed aan het ijzer gebonden en naar de organen getransporteerd.
IJzerbehoefte
IJzer, ferritine en transferritine
Wanneer iemand ijzer via de voeding opneemt, komt slechts een kleine hoeveelheid via de darmcellen in het bloed terecht. De rest van het ijzer wordt uitgescheiden. In het bloed bindt het ijzer zich aan een eiwit dat transferrine wordt genoemd. Het transporteert het sporenelement naar verschillende organen en weefsels. Als het ijzer moet worden opgeslagen, wordt het gebonden aan het eiwit ‘ferritine’ en in deze vorm in de organen afgezet.
Wanneer wordt het ijzergehalte bepaald?
De arts bepaalt het ijzergehalte in het bloed om een ijzertekort of een ijzeroverschot vast te stellen. Een ijzertekort uit zich vaak met chronische vermoeidheid, duizeligheid, bleekheid, hoofdpijn en verminderde veerkracht. Te veel ijzer in het bloed uit zich ook in vermoeidheid en slechte concentratie. Ook kan het leiden tot een bronsverkleuring van de huid en gewrichtsproblemen.
IJzer – normale waarden
Het ijzergehalte in het bloed bij vrouwen en mannen ligt normaal gesproken binnen het volgende bereik:
leeftijd |
Ijzer standaardwaarden |
|
dames |
18 tot 39 jaar |
37 – 165 µg/dl |
40 tot 59 jaar |
23 – 134 µg/dl |
|
van 60 jaar |
39 – 149 µg/dl |
|
rond de 12e week van de zwangerschap |
42 – 177 µg/dl |
|
op de geboortedatum |
25 – 137 µg/dl |
|
6 weken na de geboorte |
16 – 150 µg/dl |
|
heren |
18 tot 39 jaar |
40 – 155 µg/dl |
40 tot 59 jaar |
35 – 168 µg/dl |
|
van 60 jaar |
40 – 120 µg/dl |
leeftijd |
vrouw |
mannetje |
tot 4 weken |
29 – 112 µg/dl |
32 – 127 µg/dl |
1 naar 12 maand |
25 – 126 µg/dl |
27 – 109 µg/dl |
1 tot 2 jaar |
25 – 101 µg/dl |
29 – 91 µg/dl |
3 tot 5 jaar |
28 – 93 µg/dl |
25 – 115 µg/dl |
6 tot 8 jaar |
30 – 104 µg/dl |
27 – 96 µg/dl |
9 tot 11 jaar |
32 – 104 µg/dl |
28 – 112 µg/dl |
12 tot 14 jaar |
30 – 109 µg/dl |
26 – 110 µg/dl |
15 tot 17 jaar |
33 – 102 µg/dl |
27 – 138 µg/dl |
Wanneer is het ijzergehalte laag?
Bij de volgende ziekten zit er te weinig ijzer in het bloed:
- infecties
- chronische ontstekingen
- tumoren
Naast het ijzergehalte in het bloed moeten altijd de transferrine- en ferritinespiegels worden bepaald. Alleen zo kan de oorzaak van de ijzerstofwisselingsstoornis worden vastgesteld. Bij ontstekingen worden bijvoorbeeld de ijzer- en ferritinewaarden in het bloed verlaagd. Tijdens de zwangerschap daarentegen wordt het ijzergehalte in het bloed verhoogd en het ferritinegehalte verlaagd.
Wanneer is het ijzergehalte verhoogd?
- Bloedarmoede veroorzaakt door de vernietiging van rode bloedcellen (hemolytische anemie)
- Bloedarmoede veroorzaakt door verminderde celvorming in het beenmerg (aplastische anemie)
- enige tijd na grotere transfusiehoeveelheden
- IJzerstapelingsziekte (hemochromatose)
- Overmatige ijzerinname (bijvoorbeeld tijdens ijzertherapie)
- Bloedkanker (leukemie)
- Ernstige leverschade, bijvoorbeeld bij hepatitis of zwaar alcoholgebruik
Wat te doen als het ijzerniveau verandert?
Als er te veel ijzer in het bloed zit of als het ijzergehalte verlaagd is, moeten ook de ferritine- en transferrineconcentratie en het aantal rode bloedcellen worden bepaald. Pas als deze waarden beschikbaar zijn, kan de arts een uitspraak doen over de oorzaak van de veranderde ijzerwaarden.
Als er sprake is van een ernstig teveel aan ijzer, is het soms nodig om aderlatingen uit te voeren. Hierbij wordt op dezelfde manier als bij het afnemen van bloedmonsters een naald in een ader gestoken. De arts gebruikt de naald om bloed en dus ijzer te verwijderen.