Leukemie: symptomen, typen

Kort overzicht

  • Symptomen: Vermoeidheid en uitputting, verminderde prestaties, bleekheid van de huid, neiging tot bloeden en blauwe plekken (hematoom), neiging tot infectie, koorts met onbekende oorzaak, gewichtsverlies, nachtelijk zweten.
  • Veel voorkomende vormen: acute myeloïde leukemie (AML), acute lymfatische leukemie (ALL), chronische myeloïde leukemie (CML), chronische lymfatische leukemie (CLL; eigenlijk een vorm van lymfoom)
  • Behandeling: Afhankelijk van het type en het stadium van leukemie omvatten de behandelingsopties chemotherapie, tyrosinekinaseremmers, interferonen, monoklonale antilichamen, bestralingstherapie en/of stamceltransplantatie.
  • Prognose: Acute leukemie is vaak te genezen als het tijdig wordt ontdekt en behandeld. Bij chronische leukemie kan therapie de overleving van veel patiënten verlengen. Genezing is hooguit mogelijk via een risicovolle stamceltransplantatie.
  • Diagnose: De arts neemt de medische geschiedenis van de patiënt op en voert lichamelijk onderzoek uit. Daarnaast worden echografieën, magnetische resonantie beeldvorming (MRI), computertomografie (CT), scintigrafie, bloedonderzoek, weefselmonsters (biopsie, beenmergpunctie) en onderzoek van het ruggenmergvocht (lumbaalpunctie) uitgevoerd.
  • Preventie: Er is weinig tot geen preventie van leukemie. Een gezonde levensstijl minimaliseert echter het risico op het ontwikkelen van de ziekte. Regelmatige preventieve onderzoeken kunnen bijvoorbeeld aspecifieke signalen tijdig ophelderen.

Wat is leukemie?

De term leukemie verwijst naar een groep kankers van het bloedvormende systeem – ook wel ‘witte bloedkanker’ of ‘leukose’ genoemd. Leukemieën ontstaan ​​wanneer witte bloedcellen (leukocyten), die in het beenmerg ontstaan ​​uit speciale stamcellen, zich slecht ontwikkelen en zich vervolgens ongecontroleerd vermenigvuldigen.

Deze defecte leukocyten zijn niet-functioneel en verdringen in de loop van de ziekte steeds meer de gezonde witte en rode bloedcellen (erytrocyten) en de bloedplaatjes (trombocyten).

De ontwikkeling van bloedcellen verloopt in fasen, waarbij bij elke stap aanvankelijk een zogenaamde onrijpe voorlopercel wordt geproduceerd. Elk van de verschillende soorten witte bloedcellen rijpt uit zijn eigen voorlopercel. Verstoring van deze celrijping is in elk afzonderlijk stadium mogelijk. Daarom zijn er verschillende vormen van leukemieën of bloedkankers. Geen van de verschillende soorten leukemie is besmettelijk.

Leukemie: frequentie

Leukemie: symptomen

Veel getroffen mensen vragen zich af hoe leukemie zich manifesteert of hoe bloedkanker kan worden herkend. In sommige gevallen wordt leukemie of bloedkanker bij volwassenen, zowel mannen als vrouwen, plotseling zichtbaar met symptomen en verloopt deze snel. Artsen spreken dan van acute leukemie. In andere gevallen ontwikkelt de bloedkanker zich langzaam en verraderlijk. Dan is er sprake van chronische leukemie.

Symptomen van acute leukemie

Bij acute leukemie ontwikkelen de symptomen relatief snel. De eerste symptomen of eerste tekenen bij zowel acute lymfatische leukemie (ALL) als acute myeloïde leukemie (AML) zijn onder meer:

  • Verminderde prestatie
  • Aanhoudende koorts
  • Nacht zweet
  • Vermoeidheid
  • Gewichtsverlies
  • Bot- en gewrichtspijn (vooral bij kinderen met ALL)

Na verloop van tijd produceert het lichaam van getroffen personen steeds grotere hoeveelheden onrijpe, niet-functionele witte bloedcellen die de gezonde bloedcellen verdringen. Dit veroorzaakt dienovereenkomstig meer tekenen van leukemie. Als er te weinig rode bloedcellen zijn, leidt dit tot bloedarmoede. De getroffenen lijden bijvoorbeeld aan:

Bij een blessure duurt het langer dan normaal voordat een wond stopt met bloeden. Bovendien krijgen mensen met leukemie of bloedkanker meer blauwe plekken (hematomen), die na een sterke impact op blauwe plekken lijken en zich voornamelijk op de benen vormen, dat wil zeggen dijen, schenen en enkels – een ander typisch teken van bloedkanker.

Bloedkanker of leukemie manifesteert zich ook door andere symptomen op de huid of door huidveranderingen. In gevallen van ernstig tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie) zijn er bijvoorbeeld puntvormige bloedingen in de huid, de zogenaamde petechiën, die verschijnen als rode vlekken of stippen op de huid. Deze moeten echter niet worden verward met rode moedervlekken. Het is niet ongebruikelijk dat de huidbloeding bij leukemie gepaard gaat met jeuk aan de huid.

Leukemie verzwakt vaak het immuunsysteem. Als gevolg hiervan hebben patiënten last van aanhoudende infecties, zoals slecht genezende ontstekingen in de mondholte. De reden hiervoor is dat het lichaam te weinig functionele witte bloedcellen heeft, die op hun beurt dienen om infecties te bestrijden. Het immuunsysteem bij leukemie is daarom over het algemeen verzwakt.

Andere mogelijke symptomen van leukemie zijn:

Volgens de traditionele Chinese geneeskunde (TCM) duidt een zwarte tong op een immuundeficiëntie of kanker zoals leukemie. Hier bestaat echter geen wetenschappelijk bewijs voor.

Net als bij andere vormen van kanker nemen de symptomen gewoonlijk toe en verergeren ze in de laatste stadia van acute leukemie.

Symptomen van chronische leukemie

Chronische leukemie begint sluipend. De eerste paar maanden of zelfs jaren hebben veel patiënten helemaal geen symptomen. Sommigen melden alleen algemene symptomen zoals vermoeidheid en verminderde prestaties. De meeste getroffenen herkennen dit echter in eerste instantie niet als tekenen van leukemie. Daarom gaan ze niet naar de dokter. Pas in een vergevorderd stadium ontwikkelen zich bij chronische leukemie symptomen die lijken op een acuut beloop.

Bij chronische myeloïde leukemie (CML) wordt onderscheid gemaakt tussen drie fasen waarin de ziekte steeds agressiever wordt. Dit komt ook tot uiting in de symptomen van leukemie:

  • Chronische fase: Hier is het aantal witte bloedcellen abnormaal verhoogd (leukocytose) en is de milt vergroot (splenomegalie). Dit laatste veroorzaakt vaak een drukgevoel in de linker bovenbuik. Andere symptomen van leukemie in deze fase zijn vermoeidheid en verminderde prestaties.
  • Blastcrisis (blast-terugval): In deze laatste fase van de ziekte geeft het beenmerg grote hoeveelheden onrijpe voorlopers van bloedcellen (myeloblasten en promyelocyten genoemd) af aan het bloed. Dit veroorzaakt symptomen die lijken op die van acute leukemie. In de meeste gevallen overlijden patiënten snel.

Chronische lymfatische leukemie (CLL) verloopt ook langzaam. Hoewel de term ‘leukemie’ in de naam staat, gaat het echter niet om bloedkanker, maar om een ​​bijzondere vorm van lymfoom (kwaadaardig lymfoom).

Leukemie: soorten

Leukemieën worden niet alleen geclassificeerd op basis van hoe snel de ziekte voortschrijdt (acuut of chronisch), maar ook op basis van het celtype waaruit ze voortkomen (myeloïde of lymfoïde).

Dienovereenkomstig onderscheiden artsen verschillende soorten leukemieën. De vier meest voorkomende vormen zijn:

Leukemie vorm

Opmerkingen

Acute myeloïde leukemie (AML)

Chronische myeloïde leukemie (CML)

Acute lymfoblastische leukemie (ALL)

Chronische lymfatische leukemie (CLL)

Daarnaast zijn er andere vormen van leukemie die zeer zeldzaam zijn. Een voorbeeld is harigecelleukemie.

Myeloïde leukemie

Myeloïde leukemieën ontstaan ​​uit de zogenaamde myeloïde voorlopercellen in het beenmerg. Deze voorlopercellen ontwikkelen zich normaal gesproken tot gezonde rode bloedcellen, bloedplaatjes en granulocyten en monocyten. De laatste twee zijn subsets van witte bloedcellen.

Wanneer myeloïde voorlopercellen echter degenereren en ongecontroleerd beginnen te groeien, ontstaat er myeloïde leukemie. Afhankelijk van het beloop maken artsen onderscheid tussen acute myeloïde leukemie (AML) en chronische myeloïde leukemie (CML). Beide vormen van bloedkanker treffen vooral volwassenen. AML komt veel vaker voor dan CML.

Meer over de twee vormen van myeloïde bloedkanker leest u in het artikel Myeloïde Leukemie.

Lymfatische leukemie

Lymfatische leukemieën zijn afkomstig van andere voorlopers van bloedcellen dan myeloïde bloedkankers: hier degenereren de zogenaamde lymfatische voorlopercellen. Ze geven aanleiding tot de lymfocyten. Deze subgroep witte bloedcellen is van groot belang voor de gerichte (specifieke) verdediging tegen vreemde stoffen en ziekteverwekkers (specifieke immuunafweer).

U kunt meer over deze twee vormen van kanker leren in het artikel Lymfatische Leukemie.

Haarcelleukemie

Haarcelleukemie (of harige celleukemie) is een zeer zeldzame vorm van kanker. Hiervoor geldt hetzelfde als voor chronische lymfatische leukemie: de naam ‘leukemie’ geeft alleen aan dat de ziekte op bloedkanker lijkt. Het is echter geclassificeerd als lymfatische kanker (meer precies, als non-Hodgkin-lymfoom).

De naam ‘haarcellen’ komt van het feit dat de kankercellen haarachtige uitsteeksels hebben.

Haarcelleukemie komt alleen voor bij volwassenen. Mannen hebben er aanzienlijk vaker last van dan vrouwen. De chronische ziekte is niet erg agressief. De meeste patiënten hebben een normale levensverwachting.

Alles wat belangrijk is over deze kanker kun je lezen in het artikel Haarcelleukemie.

Leukemie bij kinderen

Leukemie is vooral een ziekte van volwassenen: zij vertegenwoordigen ongeveer 96 procent van alle patiënten. Wanneer leukemie bij kinderen ontstaat, is het bijna altijd acute lymfoblastische leukemie (ALL). Acute myeloïde leukemie (AML) volgt op de tweede plaats. Chronische leukemieën zijn zeer zeldzaam bij kinderen.

Alles wat belangrijk is over bloedkanker bij kinderen kunt u lezen in het artikel Leukemie bij kinderen.

Leukemie: behandeling

De behandeling van leukemie wordt aangepast aan het individu. Er spelen verschillende factoren een rol. Naast de leeftijd en de algemene gezondheidstoestand van de getroffen persoon is het vooral het verloop van de ziekte, dat wil zeggen of de leukemie acuut of chronisch is.

Behandeling van acute leukemie

Na de diagnose ‘acute leukemie’ wordt doorgaans zo snel mogelijk gestart met chemotherapie. Dit wordt beschouwd als de belangrijkste behandelingsmethode voor acute bloedkanker. De patiënt krijgt speciale medicijnen die bekend staan ​​als cytostatica (chemotherapeutische middelen). Ze voorkomen dat kankercellen (en andere snel delende cellen) groeien. De beschadigde cellen vermenigvuldigen zich ook niet verder. De lichaamseigen controlemechanismen herkennen de zieke cellen en breken ze gericht af.

In principe verloopt de therapie in drie fasen, die zich samen over maanden en jaren kunnen uitstrekken:

  1. Inductietherapie: de getroffenen krijgen krachtige chemotherapie die zoveel mogelijk kankercellen elimineert en de ernstigste symptomen verlicht. De behandeling wordt meestal gegeven als een intramurale patiënt in een ziekenhuis.
  2. Consolidatietherapie: Deze is bedoeld om het succes van inductietherapie te ‘solideren’. Een op de juiste manier afgestemde chemotherapie elimineert, indien mogelijk, de resterende kankercellen.
  3. Onderhoudstherapie: Het doel hier is om het succes van de behandeling te stabiliseren en een terugval (recidief) te voorkomen. Onderhoudstherapie varieert sterk van persoon tot persoon. In deze fase gebruiken patiënten vaak minimaal een jaar cytostatische geneesmiddelen zoals azacitidine in tabletvorm.

Inductietherapie is soms zo succesvol dat er vrijwel geen kankercellen meer kunnen worden gedetecteerd in het bloed en het beenmerg van de patiënt. Artsen spreken dan van remissie. Dit betekent echter niet dat de leukemie genezen is. Het is mogelijk dat individuele kankercellen het overleefd hebben. Daarom zijn verdere therapiestappen (consolidatietherapie) noodzakelijk.

Andere therapie-opties

Soms maakt een stamceltransplantatie ook deel uit van de leukemiebehandeling. Stamcellen zijn de ‘moedercellen’ waaruit alle bloedcellen in het beenmerg worden geproduceerd. Vóór de transplantatie is het noodzakelijk om vrijwel al het beenmerg van de zieke persoon en (hopelijk) alle kankercellen te vernietigen met een hoge dosis chemotherapie (en mogelijk totale lichaamsbestraling).

Vervolgens brengt de arts gezonde stamcellen over, zoals bij een transfusie. De cellen nestelen zich in de beenmergholten en produceren nieuwe, gezonde bloedcellen.

Bij een dergelijke stamceltransplantatie zijn de overgedragen stamcellen vaak afkomstig van een gezonde donor (allogene stamceltransplantatie). Dit kan een familielid zijn of een vreemde.

Om de stamcellen uit het bloed te halen, wordt via de armader bloed afgenomen van de donor. In de zogenaamde celscheider worden de bloedstamcellen uit het bloed gefilterd (stamcelaferese). Het bloed wordt vervolgens teruggestuurd naar de donor. De leukemiepatiënt ontvangt vervolgens de gezonde bloedstamcellen. Stamceldonatie duurt slechts een paar uur en gebeurt meestal poliklinisch, zonder verdoving. In zeldzame gevallen verwijderen artsen de stamcellen van de donor uit het beenmerg onder algemene anesthesie.

Veel patiënten met acute lymfatische leukemie (ALL) krijgen naast chemotherapie ook radiotherapie. Enerzijds bestraalt de arts preventief het hoofd, omdat de kankercellen vaker de hersenen aanvallen. Aan de andere kant gebruikt hij straling om specifiek kwaadaardige lymfeklieren te behandelen, bijvoorbeeld in het borstgebied.

Behandeling van chronische leukemie

Artsen diagnosticeren chronische myeloïde leukemie (CML) gewoonlijk in de chronisch stabiele fase van de ziekte. De arts schrijft dan meestal zogenaamde tyrosinekinaseremmers voor (zoals imatinib, nilotinib, bosutinib of dasatinib). Deze medicijnen werken heel specifiek tegen bloedkankercellen: ze remmen groeisignalen in de cellen. Idealiter stopt dit de ziekte voor vele jaren. De tyrosinekinaseremmers zijn verkrijgbaar in de vorm van orale tabletten, die patiënten doorgaans de rest van hun leven innemen.

Tegelijkertijd controleert de arts regelmatig het bloed en het beenmerg. Als bijvoorbeeld de bloedwaarden of de toestand van de patiënt verslechteren, betekent dit dat de CML naar een volgende fase gaat (versnellingsfase). De arts verandert dan de medicamenteuze behandeling: hij schrijft andere tyrosinekinaseremmers voor. Op deze manier kan de ziekte bij veel patiënten terugkeren naar een chronisch stabiele fase.

In elk stadium van de ziekte is het mogelijk dat de toestand van een patiënt binnen korte tijd aanzienlijk verslechtert. Artsen spreken dan van een explosiecrisis. Net als bij acute leukemie krijgen de getroffenen doorgaans intensieve chemotherapie. Op deze manier proberen artsen de tekenen van de ziekte snel te verminderen. Zodra de toestand is verbeterd en gestabiliseerd, kan een stamceltransplantatie geschikt zijn.

Sommige patiënten met CML worden behandeld met interferonen. Dit zijn boodschapperstoffen waarmee de cellen van het immuunsysteem met elkaar communiceren. Ze zijn in staat de groei van kankercellen te remmen. Interferonen zijn echter – net als chemotherapie – doorgaans minder effectief bij CML dan de hierboven beschreven tyrosinekinaseremmers.

Dit is echter niet altijd waar: tyrosinekinaseremmers werken het beste bij patiënten bij wie de kankercellen het zogenaamde ‘Philadelphia-chromosoom’ bezitten. Dit is de naam die wordt gegeven aan een karakteristiek veranderd chromosoom 22, dat bij meer dan 90 procent van alle CML-patiënten kan worden gedetecteerd. De overige patiënten hebben het veranderde chromosoom niet. Daarom werkt de behandeling met tyrosinekinaseremmers bij hen vaak niet zo goed. Soms is het dan nodig om de therapie te veranderen en bijvoorbeeld interferonen te gebruiken.

Veel patiënten krijgen bijvoorbeeld chemotherapie plus zogenaamde monoklonale antilichamen (immunochemotherapie of chemo-immunotherapie). De kunstmatig geproduceerde antilichamen binden zich specifiek aan de kankercellen en markeren ze daardoor voor het immuunsysteem. Artsen gebruiken soms beide therapievormen afzonderlijk.

Als de kankercellen bepaalde genetische veranderingen vertonen, kan behandeling met tyrosinekinaseremmers nuttig zijn. Deze medicijnen blokkeren een pathologisch veranderd enzym dat de groei van kankercellen bevordert.

Als andere behandelingen niet helpen of als er later een terugval is, is (allogene) stamceltransplantatie soms een optie. Deze risicovolle behandeling is echter alleen geschikt voor jongeren of mensen met een goede algemene gezondheid.

Begeleidende maatregelen (ondersteunende therapie)

Naast de behandeling van leukemie met chemotherapie, bestralingstherapie en andere zijn ondersteunende maatregelen ook erg belangrijk. Ze dienen bijvoorbeeld om de symptomen van de ziekte en de gevolgen van de behandeling te verminderen. Dit verbetert het welzijn en de kwaliteit van leven van de patiënten enorm.

Een verhoogde gevoeligheid voor infecties is ook een ernstig probleem bij leukemie. Zowel de ziekte zelf als de chemotherapie verzwakken het immuunsysteem, waardoor het minder goed in staat is ziekteverwekkers te bestrijden. Dit bevordert infecties, die soms zeer ernstig en soms zelfs levensbedreigend zijn. Om deze reden zijn zorgvuldige hygiëne en een zo kiemvrij mogelijke omgeving van groot belang voor mensen met leukemie.

Velen krijgen ook antibiotica om bacteriële infecties te voorkomen of te behandelen. Werkzame stoffen tegen schimmelinfecties staan ​​bekend als antischimmelmiddelen.

Ook andere klachten kunnen gericht worden behandeld, bijvoorbeeld bloedarmoede door middel van een bloedtransfusie en pijn met geschikte pijnstillers.

Voeding bij leukemie

Experts adviseren in principe een zo zacht mogelijk dieet om klachten als misselijkheid en braken te voorkomen. Een dieet met veel vlees is vaak stressvol, daarom zijn groenten en fruit geschikter bij leukemie. Het is belangrijk om een ​​uitgebalanceerd dieet te volgen en dierlijke vetten te vermijden.

Leukemie: beloop en prognose

In individuele gevallen hangt de prognose van leukemie af van verschillende factoren. Eerst en vooral zijn het type kanker en het stadium van de ziekte op het moment van diagnose. Afhankelijk van of de leukemie zich in het begin- of eindstadium bevindt, is er een duidelijk verschil in wat er gebeurt of hoe de ziekte zich ontwikkelt. Hoe goed de patiënt op de therapie reageert, heeft ook invloed op de prognose.

Andere factoren die de levensverwachting en kansen op genezing van leukemie beïnvloeden, zijn de leeftijd en de algemene toestand van de patiënt, evenals eventuele bijkomende ziekten.

Kans op genezing

Is leukemie te genezen? Hoe sterf je aan leukemie? Betekent acute leukemie een snelle dood? Deze en andere vragen worden door veel patiënten en hun familieleden gesteld. In het geval van acute leukemie is de bloedkanker in principe te genezen. Hoe eerder de leukemie wordt ontdekt en behandeld, hoe groter de kans op genezing en overleving. Dit geldt vooral voor jongere patiënten. Genezing is echter niet waarschijnlijk zonder behandeling zoals chemotherapie.

Zelfs als de kanker kan worden teruggedrongen, treedt er vaak later, zelfs maanden en jaren later, een terugval (recidief) op. Vooral bij een vroegtijdige terugval neemt de kans op genezing af. Leukemiepatiënten moeten dan opnieuw behandeld worden. Soms kiezen artsen voor een agressievere therapie of andere behandelmethoden.

Bij chronische leukemie vermenigvuldigen de kankercellen zich langzamer dan bij acute vormen van kanker (uitzondering: blastencrisis bij CML) – en meestal jarenlang. Om deze reden is de behandeling meestal minder intensief, maar moet deze op de lange termijn worden voortgezet.

Hoewel chronische leukemie doorgaans niet te genezen is (de enige kans hierop is bij risicovolle stamceltransplantatie), verlicht de therapie bij veel patiënten de symptomen en vertraagt ​​de progressie van chronische leukemie. De levensverwachting van chronische leukemie is dus iets hoger dan die van de acute vorm. Niettemin is chronische leukemie in sommige gevallen ook dodelijk.

Hoe hoog de levensverwachting precies is voor de verschillende soorten bloedkanker, dat wil zeggen acute of chronische leukemie, hangt af van de leeftijd waarop de ziekte zich ontwikkelt en kan niet in algemene termen worden vastgesteld.

Leukemie: onderzoeken en diagnose

Het eerste aanspreekpunt bij vermoeden van bloedkanker is de huisarts. Indien nodig verwijst hij of zij de patiënt door naar een specialist, bijvoorbeeld een specialist bloedziekten en kanker (hematoloog of oncoloog).

Medisch consult en lichamelijk onderzoek

De arts neemt eerst de medische geschiedenis van de patiënt op (anamnese). Hierbij wordt gevraagd hoe de persoon zich in het algemeen voelt, welke klachten hij of zij heeft en hoe lang deze al bestaan. Informatie over eventuele andere ziekten die momenteel aanwezig zijn of in het verleden hebben plaatsgevonden, zijn ook belangrijk. Daarnaast vraagt ​​de arts bijvoorbeeld naar de medicijnen die iemand gebruikt en of er gevallen van kanker in de familie bekend zijn.

Daarna volgt een grondig lichamelijk onderzoek. De arts luistert onder meer naar de longen en het hart, meet de bloeddruk en voelt de lever, milt en lymfeklieren. De resultaten helpen de arts de algemene toestand van de patiënt beter te beoordelen.

Bloed Test

Afhankelijk van hoe hoog de waarde voor leukocyten is, kan mogelijk worden geconcludeerd dat er sprake is van leukemie. In het geval van leukemie is het eerder onwaarschijnlijk dat er te veel rode bloedcellen zijn.

Verder bepaalt de arts de zogenaamde MCH-waarde, die aangeeft hoeveel hemoglobine (Hb, “rood bloedpigment”) de individuele rode bloedcellen bevatten. Hemoglobine is vooral belangrijk omdat het ijzer dat het vervoert zuurstof door het bloed naar alle weefsels en organen transporteert.

Als het MCH-niveau bijvoorbeeld lager is dan normaal, duidt dit op bloedarmoede. Omdat er echter ook andere redenen voor bloedarmoede kunnen zijn, gebruiken artsen die leukemie vermoeden een ijzerserumtest om te bepalen of er bijvoorbeeld sprake is van bloedarmoede door ijzertekort. In dit geval zou het ijzergehalte in het bloed aanzienlijk lager zijn dan normaal. Bij leukemie is het mogelijk dat ijzer zich in het bloed ophoopt zonder dat het in hemoglobine wordt opgenomen. Er zit dan teveel ijzer in het bloed – er is sprake van een hoge ijzerwaarde.

Pathologisch veranderde bloedwaarden zoals een verhoogd aantal witte bloedcellen en te weinig rode bloedcellen zijn een mogelijke indicatie voor leukemie. Afwijkende bloedwaarden zijn echter ook kenmerkend voor veel andere ziekten. Daarom zijn doorgaans verdere differentiële diagnostische tests vereist.

Bij elke bloedtest die een bloedziekte opheldert, wordt ook de erytrocytsedimentatiesnelheid (ESR) bepaald. De bezinkingssnelheid geeft aan hoe snel de rode bloedcellen in een niet-coaguleerbare vloeistof zinken. Dit levert weer informatie op over de vraag of er bijvoorbeeld sprake is van een ontsteking of andere ernstige ziekte. Bij leukemieën is de bloedbezinkingssnelheid gewoonlijk aanzienlijk verhoogd.

Naast de bloedcellen beoordeelt de arts in het laboratorium ook andere bloedparameters, zoals nierwaarden en leverwaarden. Deze waarden geven aan hoe goed deze twee organen werken. Als later leukemie wordt bevestigd en de nier- en/of leverwaarden van de patiënt slecht zijn, moet hiermee bij het plannen van de behandeling rekening worden gehouden.

Ook controleert het laboratorium of er tekenen zijn van infectie met bacteriën, virussen of schimmels in het bloed. Deze ziektekiemen kunnen ook verantwoordelijk zijn voor sommige symptomen, zoals een verhoogd aantal witte bloedcellen, koorts en vermoeidheid.

Wanneer leukemie wordt vermoed, is het noodzakelijk het beenmerg van de patiënt gedetailleerd te onderzoeken. Hiervoor neemt de arts onder plaatselijke verdoving met een speciale naald een beenmergmonster af, meestal uit het bekkenbeen (beenmergpunctie). In het laboratorium onderzoekt de arts het aantal en het uiterlijk van de beenmergcellen. Bij typische veranderingen kan leukemie duidelijk worden gedetecteerd.

Een indicatie voor bloedarmoede veroorzaakt door leukemie is bijvoorbeeld een verhoogd aantal reticulocyten. Dit zijn voorlopercellen van de rode bloedcellen. Deskundigen vermoeden dat het lichaam het tekort aan erytrocyten probeert tegen te gaan door meer reticulocyten aan te maken.

Soms kan het beenmergweefsel zelfs worden gebruikt om de vorm van de ziekte te bepalen. Daarnaast onderzoekt de arts de cellen op veranderingen in hun genetisch materiaal. Bij chronische myeloïde leukemie is er bijvoorbeeld het ‘Philadelphia-chromosoom’.

Volwassenen en oudere kinderen krijgen meestal een plaatselijke verdoving voordat het beenmerg wordt geoogst. Voor jongere kinderen is een korte verdoving aangewezen. De procedure duurt gewoonlijk ongeveer 15 minuten en kan poliklinisch worden uitgevoerd.

Verdere onderzoeken

De arts onderzoekt bijvoorbeeld de inwendige organen (milt, lever, enz.) met behulp van echografie. Hij kan ook een computertomografie (CT)-scan uitvoeren. Deze beeldvormingsprocedure is geschikt om de botten aanvullend te beoordelen. Dit is belangrijk als de arts vermoedt dat de kankercellen zich niet alleen in het beenmerg hebben verspreid, maar ook in het bot zelf. Andere onderzoeksmethoden zijn magnetische resonantie beeldvorming (MRI) of scintigrafie.

Bij acute lymfoblastische leukemie (ALL) en sommige subtypes van acute myeloïde leukemie (AML) beïnvloeden kankercellen soms de hersenen of hersenvliezen. Mogelijke tekenen hiervan zijn hoofdpijn en neuronale stoornissen zoals visuele stoornissen en verlamming. Vervolgens neemt de arts een monster van het ruggenmergvocht (lumbaalpunctie) en analyseert dit in het laboratorium. Een MRI is ook nuttig bij het detecteren van kankerachtige betrokkenheid van de hersenen.

Leukemie: oorzaken en risicofactoren

De oorzaken van de verschillende vormen van bloedkanker zijn nog niet duidelijk vastgesteld. Deskundigen hebben echter verschillende risicofactoren geïdentificeerd die de ontwikkeling van leukemie bevorderen. Deze omvatten:

Leeftijd: De ontwikkeling van acute myeloïde leukemie (AML) wordt beïnvloed door de leeftijd: het risico op het ontwikkelen van de ziekte neemt toe met de leeftijd bij acute leukemie. Hetzelfde geldt voor chronische myeloïde leukemie (CML) en chronische lymfatische leukemie (CLL). Daarentegen komt acute lymfoblastische leukemie (ALL) voornamelijk voor in de kindertijd.

Roken: Roken is verantwoordelijk voor ongeveer tien procent van alle gevallen van leukemie, schatten deskundigen. Actieve rokers hebben bijvoorbeeld 40 procent meer kans op het ontwikkelen van acute myeloïde leukemie (AML) dan mensen die nooit hebben gerookt. Bij ex-rokers is het risico om de ziekte op te lopen nog steeds 25 procent hoger.

Ioniserende straling: Dit verwijst naar verschillende hoogenergetische stralen, bijvoorbeeld radioactieve stralen. Ze beschadigen het genetische materiaal – vooral in de lichaamscellen die zich vaak delen. Deze omvatten de hematopoëtische cellen in het beenmerg. Als gevolg hiervan ontstaat soms leukemie. Hoe hoger de stralingsdosis die het lichaam beïnvloedt, hoe groter het risico op leukemie.

Röntgenstralen zijn ook ioniserend. Deskundigen zijn echter van mening dat een incidenteel röntgenonderzoek geen leukemie zal veroorzaken. Niettemin mogen röntgenfoto's alleen worden gemaakt als dit absoluut noodzakelijk is. Dit komt omdat de schade die de stralen aan het lichaam toebrengen gewoonlijk in de loop van een mensenleven toeneemt.

Chemische stoffen: Diverse chemische stoffen verhogen de kans op leukemie. Deze omvatten benzeen en andere organische oplosmiddelen. Er wordt ook vermoed dat insecticiden en herbiciden bloedkanker bevorderen.

Dit verband wordt bevestigd voor bepaalde medicijnen die daadwerkelijk worden gebruikt om kanker te behandelen (zoals cytostatica): op de lange termijn bevorderen ze de ontwikkeling van leukemie. Voordat ze worden gebruikt, wegen artsen daarom zorgvuldig de voordelen en risico's van dergelijke medicijnen af.

Virussen: Bepaalde virussen (HTL-virussen I en II) zijn betrokken bij de ontwikkeling van een zeer zeldzame vorm van leukemie. Deze zogenaamde menselijke T-celleukemie treft vooral mensen in Japan. In Europa is deze bloedkankervariant zeer zeldzaam.

Andere vormen van leukemie zoals AML, CML, ALL en CLL ontwikkelen zich volgens de huidige kennis zonder enige betrokkenheid van virussen of andere ziekteverwekkers.

Leukemie: preventie

Omdat de werkelijke oorzaken van leukemie grotendeels onduidelijk zijn, kunnen er weinig of geen preventieve maatregelen worden gedefinieerd. Artsen adviseren om de risicofactoren te minimaliseren. Een gezonde levensstijl en het onthouden van bijvoorbeeld tabak en overmatig alcoholgebruik kunnen al helpen. Vooral als u ouder bent, profiteer dan van regelmatige preventieve controles. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld vroege, niet-specifieke signalen tijdig worden opgehelderd.