Rabiës: therapie

Maatregelen vóór blootstelling

Preventieve maatregelen (vaccinatie) moeten worden uitgevoerd bij de volgende beroepsgroepen:

  • Bosbouwmedewerkers
  • Hunters
  • Laboratoriumpersoneel dat in contact komt met rabiësvirussen
  • Dierenartsen

Bovendien, alle personen die contact hebben met dieren in gebieden met recente wilde dieren hondsdolheid moet worden gevaccineerd. Personen die nauw contact hebben met vleermuizen, moeten ook worden gevaccineerd. Halfjaarlijkse antilichaamcontroles worden aanbevolen voor risicovolle beroepen. Als de serumtiter <0.5 IE / ml is, is boostervaccinatie geïndiceerd.

Reizigers moeten worden gevaccineerd als ze een passend risico lopen, zoals bij trektochten.

Maatregelen na blootstelling

Na een bijtblessure dient de wond onmiddellijk uitgebreid te worden gespoeld met zeep en water en vervolgens behandeld met alcohol/jodium​ De wond mag niet worden gehecht.

De maatregelen moeten worden genomen volgens het volgende schema:

Mate van blootstelling Type belichting Immunoprofylaxe
Door een dier dat ervan verdacht wordt hondsdol te zijn door een aas tegen hondsdolheid
I Dieren aanraken, huid likken Aanraken met intacte huid Geen inenting
II Oppervlakkige, niet-bloedende krassen; likken / knabbelen aan huid die niet intact is Contact met vaccinvloeistof als de huid niet intact is Vaccinatie
III Bijtwonden / krabwonden Contact met slijmvliezen / verse huidletsels Vaccinatie + hondsdolheid immunoprofylaxe.

Vaccinatie tegen hondsdolheid (geïnactiveerd virus) moet worden gegeven op dagen 0, 3, 7, 14, 28. Hondsdolheid immunoglobuline als immunoprofylaxe moet in en rond de wond worden gedruppeld en intramusculair worden toegediend.

Als contact met een hondsdolle dier wordt vermoed, de volksgezondheid afdeling moet onmiddellijk worden geïnformeerd.