Multipel myeloom: symptomen, therapie, prognose

Kort overzicht

  • Symptomen: pijn, vooral in de rug, bloedarmoede met symptomen zoals vermoeidheid, bleekheid, duizeligheid en concentratieproblemen, schuimende urine, gewichtsverlies, verhoogde vatbaarheid voor infecties, kleine huidbloedingen
  • Oorzaken en risicofactoren: Er wordt aangenomen dat genetische veranderingen in plasmacellen de oorzaak zijn. Risicofactoren zijn onder meer omgevingsinvloeden zoals ioniserende straling of bepaalde verontreinigende stoffen, hogere leeftijd, een verzwakt immuunsysteem en bepaalde virale infecties.
  • Diagnose: De diagnose wordt gesteld op basis van typische symptomen, bepaalde bloed- en urinewaarden, onderzoek van het beenmerg en met behulp van beeldvormingsprocedures.
  • Behandeling: De standaardbehandeling bestaat uit een hoge dosis chemotherapie, gevolgd door stamceltransplantatie. Als dit geen optie is, zijn er verschillende medicijnen beschikbaar.
  • Preventie: Omdat de oorzaak van de ziekte onbekend is, kunnen multipel myeloom en plasmacytoom niet specifiek worden voorkomen.

Wat is een plasmocytoom?

Een plasmocytoom is een bijzondere vorm van bloedkanker waarbij zogenaamde plasmacellen zich ongecontroleerd vermenigvuldigen in het beenmerg. Andere namen voor plasmocytoom zijn “de ziekte van Kahler” en “multipel myeloom”.

In het dagelijks taalgebruik gebruiken veel mensen de termen multipel myeloom en plasmocytoom als synoniemen, dat wil zeggen als synoniemen. Strikt genomen zijn ze dat echter niet. Multipel myeloom verwijst naar een vorm van ziekte waarbij de prolifererende, kwaadaardige plasmacellen diffuus verdeeld zijn in het beenmerg of zacht weefsel.

Plasmocytoom daarentegen is een bijzondere vorm van multipel myeloom. In dit geval vindt de proliferatie van plasmacellen alleen plaatselijk plaats. Bij plasmocytoom is er dus slechts één tumorfocus in het hele organisme (solitair plasmocytoom), terwijl er bij multipel myeloom er meerdere zijn.

Rode en witte bloedcellen worden geproduceerd in het beenmerg. Terwijl de rode bloedcellen (erytrocyten) verantwoordelijk zijn voor het zuurstoftransport in het lichaam, dienen de witte bloedcellen (leukocyten) voor de immuunafweer. Er zijn verschillende subgroepen van leukocyten, zoals granulocyten, T-cellen of B-cellen.

Plasmacellen vertegenwoordigen het meest volwassen stadium van B-cellen en zijn verantwoordelijk voor de productie van antilichamen. Dit zijn gespecialiseerde eiwitten die ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen kunnen neutraliseren. Een plasmacel en zijn dochtercellen vormen samen een zogenaamde plasmacelkloon. Alle cellen die tot de kloon behoren, vormen één specifiek antilichaam.

Bij multipel myeloom treden veranderingen in het genetisch materiaal (mutatie) op in één van de vele plasmacellen. De gedegenereerde plasmacel begint dan ongecontroleerd te prolifereren. Het en al zijn nakomelingen produceren grote hoeveelheden van één enkel monoklonaal antilichaam. In sommige gevallen zijn er alleen fragmenten van dit antilichaam aanwezig, de zogenaamde kappa- en lambda-lichte ketens. Artsen noemen deze antilichamen en antilichaamfragmenten ook paraproteïnen.

De door de gedegenereerde plasmacellen gevormde antilichamen zijn meestal functieloos en vervullen hun taak bij de immuunafweer niet. Als gevolg hiervan is het immuunsysteem verzwakt bij multipel myeloom, waardoor getroffen personen veel vatbaarder worden voor infecties. Na verloop van tijd verdringen de gedegenereerde plasmacellen steeds meer gezonde cellen in het beenmerg, waardoor verschillende symptomen ontstaan.

Frequentie van multipel myeloom

Wat zijn de symptomen van multipel myeloom?

Of en in welke mate klachten optreden, verschilt van patiënt tot patiënt. In het begin veroorzaken multipel myeloom en plasmacytoom meestal geen symptomen. Ongeveer een kwart van de getroffenen heeft geen symptomen op het moment van de diagnose. Acute kuren met uitgesproken symptomen zijn echter ook mogelijk.

Botpijn

De eerste symptomen van multipel myeloom zijn meestal botpijn. Vooral patiënten klagen vaak over rugpijn. Bovendien produceren de plasmacellen stoffen die ervoor zorgen dat het lichaam meer botweefsel afbreekt (vaak in het gebied van de wervelkolom). Daarom is het risico op botbreuken verhoogd bij multipel myeloom en plasmacytoom.

Bloedarmoede

Verhoogde gevoeligheid voor infecties

Wanneer de prolifererende plasmacellen ook de gezonde witte bloedcellen verdringen, is het lichaam niet langer in staat voldoende intacte antilichamen aan te maken. Hierdoor verzwakt het immuunsysteem en treden infecties met bacteriën of virussen gemakkelijker op.

Veranderde urine

Als de plasmacellen bij multipel myeloom alleen lichte ketens produceren in plaats van volledige antilichamen, scheiden de nieren een deel ervan uit. Soms nestelen de zogenaamde Bence-Jones-eiwitten zich echter in het nierweefsel en beschadigen dit. Sommige getroffen personen melden als gevolg daarvan schuimende urine.

Verhoogde neiging tot bloeden

Bij multipel myeloom is ook de vorming van bloedplaatjes (trombocyten) verstoord. Bloedplaatjes zijn normaal gesproken verantwoordelijk voor de bloedstolling. Als gevolg van een tekort aan bloedplaatjes komen blauwe plekken en bloedingen van de huid en slijmvliezen vaker voor.

Algemene tekenen van ziekte

Oorzaken en risicofactoren

Het uitgangspunt voor een multipel myeloom of plasmacytoom is een gedegenereerde plasmacel die zich exponentieel vermenigvuldigt. Plasmacellen behoren tot de B-lymfocyten, een subgroep van witte bloedcellen. Hun belangrijkste taak is de productie van antilichamen. Gedegenereerde plasmacellen produceren daarentegen veranderde, meestal functionerende antilichamen (paraproteïnen).

De oorzaak van de degeneratie van plasmacellen zijn veranderingen in het genetisch materiaal. Het is nog niet volledig duidelijk waarom dit gebeurt. Er zijn echter bepaalde risicofactoren waarvan wordt vermoed dat ze multipel myeloom bevorderen. Deze omvatten bijvoorbeeld:

  • Omgevingsfactoren zoals ioniserende straling en bepaalde chemicaliën en pesticiden.
  • Een oudere leeftijd
  • Een goedaardige voorloper van multipel myeloom, genaamd ‘monoklonale gammopathie van onbekende betekenis’ (MGUS)
  • Een verzwakt immuunsysteem
  • Bepaalde virale infecties

Onderzoeken en diagnose

Bij klachten die kunnen wijzen op een plasmocytoom of multipel myeloom is het raadzaam een ​​arts te raadplegen. De eerste aanwijzingen voor de ziekte worden de arts al gegeven door typische symptomen zoals botpijn, een hogere vatbaarheid voor infecties, schuimende urine of gewichtsverlies.

Veel van de symptomen zijn echter niet-specifiek en komen ook bij andere ziekten voor. Met behulp van verschillende onderzoeken is het voor de arts mogelijk om zijn vermoeden te bevestigen en multipel myeloom te onderscheiden van andere ziektebeelden.

Bloed- en urinetests

Het controleren van de bloedspiegels is een snelle manier om de eerste indicaties van multipel myeloom of plasmacytoom te krijgen. De gedegenereerde antilichamen kunnen in het bloed worden gedetecteerd door een verhoogd totaal eiwitniveau. Met speciale tests kunnen de karakteristieke monoklonale antilichamen ook direct worden gedetecteerd.

Als het bot is aangetast, worden verhoogde calciumwaarden in het bloedbeeld aangetroffen: bot bestaat voor een groot deel uit calcium. Als multipel myeloom de botresorptie versnelt, wordt het vrijgekomen calcium in het bloed verdeeld en kan het worden gemeten.

Aspiratie van het beenmerg

Als er een vermoeden bestaat van multipel myeloom of plasmocytoom, voert de arts een beenmergpunctie uit. Onder plaatselijke verdoving wordt met een naald beenmerg uit een geschikt bot, meestal de iliacale top, verwijderd. Vervolgens onderzoekt hij het beenmergmonster onder de microscoop. Bij gezonde personen bedraagt ​​het aandeel plasmacellen gewoonlijk niet meer dan vijf procent. Mensen met multipel myeloom hebben daarentegen vaak hogere niveaus.

Bovendien is het na een beenmergpunctie mogelijk om de gedegenereerde cellen te onderzoeken op bepaalde chromosomale veranderingen. Dit is belangrijk omdat het type mutatie het verloop van de ziekte beïnvloedt.

Beeldvormingsprocedures

Computertomografie (CT) en magnetische resonantie beeldvorming (MRI) zijn aanvullende beeldvormende onderzoeksmethoden die worden gebruikt bij multipel myeloom. Ze zijn gevoeliger en maken een nog nauwkeurigere identificatie mogelijk van de mate waarin het skeletstelsel al is aangetast door het multipel myeloom of plasmacytoom. Ze kunnen ook worden gebruikt om tumorplaatsen buiten het beenmerg te detecteren.

Ziekte stadia

Als de arts tijdens de onderzoeken vaststelt dat er sprake is van multipel myeloom of plasmacytoom, is het belangrijk om het stadium van de ziekte te bepalen. Bij multipel myeloom en plasmacytoom onderscheiden artsen drie fasen. In welk stadium een ​​getroffen persoon zich bevindt, hangt af van de hoogte van bepaalde bloedwaarden en of er sprake is van een hoogrisicomutatie. Over het algemeen geldt: hoe lager het stadium, hoe minder gevorderd de tumor is en hoe beter de prognose.

Behandeling

Multipel myeloom en plasmocytoom worden nog steeds niet als geneesbaar beschouwd. Dankzij verbeterde behandelingsopties is het nu echter mogelijk om lange ziektevrije perioden te bereiken. Het doel van de therapie is om het leven te verlengen, de symptomen snel te verlichten en complicaties te voorkomen.

Is het altijd nodig om multipel myeloom te behandelen?

Bij multipel myeloom of plasmocytoom is therapie niet in alle gevallen noodzakelijk. Vooral bij mensen die nog geen symptomen hebben, is het in eerste instantie voldoende om ze nauwkeurig te onderzoeken en het verloop van de ziekte te volgen. Deskundigen noemen deze strategie ‘kijken en wachten’.

  • Verhoogde calciumwaarden in het bloed
  • Verminderde nierfunctie (nierinsufficiëntie)
  • Bloedarmoede
  • Botlaesies
  • Een aandeel van ten minste 60 procent klonale plasmacellen in het beenmerg
  • Een veranderde verhouding van kappa- en lambda-lichte ketens in het bloed
  • Meer dan één tumorfocus groter dan vijf millimeter op MRI

Naast de SLiM-CRAB-criteria zijn er in sommige gevallen nog andere redenen voor therapie:

  • Pijn
  • Koorts, nachtelijk zweten en gewichtsverlies (de zogenaamde B-symptomatologie)
  • Terugkerende ernstige infecties
  • Veranderde eigenschappen van de bloedstroom, bijvoorbeeld als gevolg van een verhoogd eiwitgehalte

Daarnaast weegt de arts af hoe groot de kans is dat de klachten en orgaanfuncties zonder behandeling verergeren.

Chemotherapie en stamceltransplantatie

Hoge dosis chemotherapie is echter zeer agressief. Het doodt niet alleen de tumorcellen, maar ook alle bloedvormende cellen. Na een hoge dosis chemotherapie is het lichaam dus niet meer in staat om bloedcellen aan te maken: noch de rode bloedcellen die nodig zijn voor het zuurstoftransport, noch de witte bloedcellen die essentieel zijn voor de immuunafweer.

Daarom is een zogenaamde autologe stamceltransplantatie nodig: de patiënt krijgt zijn of haar eigen stamcellen, die vóór de chemotherapie uit het bloed van de patiënt zijn verkregen. Ze koloniseren het beenmerg en zorgen ervoor dat de vorming van immuuncellen en bloedcellen weer op gang komt.

Therapie met andere medicijnen

Niet iedereen met multipel myeloom kan de belastende hoge dosis chemotherapie ondergaan, gevolgd door stamceltransplantatie. Bovendien werkt deze gecombineerde behandeling niet voor alle patiënten, waardoor recidieven voorkomen. In dit geval omvat de behandeling meestal het gebruik van medicijnen. Deze behoren tot verschillende medicijnklassen.

  • Cytostatische geneesmiddelen zoals melfalan of bendamustine remmen de groei van tumorcellen.
  • Hoge doses glucocorticoïden (dexamethason, prednisolon) veroorzaken soms een snelle vermindering van de tumormassa.
  • Proteasoomremmers (PI) zoals bortezomib en carfilzomib remmen het zogenaamde proteasoom, een enzymcomplex dat belangrijk is voor de afbraak van eiwitten. Als het proteasoom geblokkeerd is, hopen oude, functieloze eiwitten zich op in de cellen. Dit gaat gepaard met grote stress en leidt tot de dood van de kankercellen.
  • Histone-deacetylaseremmers beïnvloeden de activiteit van genen die belangrijk zijn voor tumorigenese en overleving van tumorcellen.

Bij multipel myeloom worden ook verschillende biotechnologisch geproduceerde therapeutische antilichamen gebruikt. Ze binden zich aan bepaalde structuren op het oppervlak van de kankercellen. Enerzijds maakt dit het voor het immuunsysteem gemakkelijker om de kankercellen te herkennen en te vernietigen. Aan de andere kant initiëren de antilichamen een keten van reacties in de tumorcel die uiteindelijk de cel doodt.

De beschikbare actieve ingrediënten worden vaak in combinatie met elkaar gebruikt. De arts bepaalt welke combinatie van actieve ingrediënten het beste is voor elke individuele patiënt.

Bestralingstherapie

  • Osteolyses die het risico op botbreuken verhogen
  • Tumorhaarden die zich buiten het beenmerg bevinden
  • Pijn in het skelet

Ondersteunende therapie

Vooral als het bot is aangetast, is multipel myeloom of plasmacytoom soms extreem pijnlijk. In dit geval worden meestal effectieve pijnstillers gebruikt. Soms is bestralingstherapie in dit geval ook geschikt. In dit geval worden individuele tumorhaarden bestraald om de celgroei te remmen.

Daarnaast kan de arts zogenaamde bisfosfonaten voorschrijven. Deze remmen de botresorptie en hebben een stabiliserend effect op de botten. Op deze manier kan het aantal botbreuken worden verminderd en de pijn worden verlicht. Omdat het calciumgehalte in het bloed tijdens de behandeling met bisfosfonaten soms onder de normale waarde daalt (hypocalciëmie), kan het raadzaam zijn om calcium en vitamine D in te nemen. Deze verminderen de kans op hypocalciëmie. Ze verminderen het risico op hypocalciëmie.

Bij multipel myeloom of plasmocytoom is doorgaans geen speciaal dieet nodig. Er zijn echter beperkingen na stamceltransplantatie, omdat het lichaam zichzelf gedurende deze periode niet effectief beschermt tegen infecties. Daarom is het nuttig voor getroffen personen om voedingsmiddelen te vermijden die mogelijk sterk besmet zijn met ziektekiemen. Deze omvatten bijvoorbeeld:

  • Rauwe en verse zuivelproducten
  • Gevormde kaas
  • Rauw vlees (bijvoorbeeld gemalen varkensvlees of tandsteen)
  • Rauwe vis
  • Verse (onverwarmde) groenten en fruit
  • Noten, amandelen, gekiemde granen en graanproducten

Uitgebreide informatie over geschikte en ongeschikte voedingsmiddelen en de juiste bereiding kunnen getroffen personen na stamceltransplantatie verkrijgen bij het specialistische personeel in het ziekenhuis.

Verloop van de ziekte en prognose

Prognose en levensverwachting bij multipel myeloom

Een volledige genezing is slechts in zeer weinig gevallen van multipel myeloom en plasmacytoom mogelijk. De prognose is de afgelopen jaren echter aanzienlijk verbeterd dankzij nieuwe en effectieve therapieën. Nog in de jaren tachtig bedroeg de gemiddelde levensverwachting voor multipel myeloom slechts twee jaar. Tegenwoordig overleven patiënten gemiddeld vijf tot tien jaar na de diagnose.

De levensverwachting hangt echter grotendeels af van het tumorstadium. Zo is de vijfjaarsoverleving in stadium 1 met de momenteel beschikbare therapieopties 82 procent. Dit betekent dat 82 procent van de getroffenen na de diagnose nog minstens vijf jaar zal leven. In fase 2 is dat 62 procent en in fase 3 nog steeds 40 procent. Naast een hoog tumorstadium worden gevorderde leeftijd en bepaalde risicovolle mutaties als ongunstige prognostische factoren beschouwd.

Eindstadium en doodsoorzaak

In het laatste stadium van multipel myeloom hebben de tumorcellen zich al zeer wijd verspreid. Patiënten overlijden vaak omdat er in het beenmerg niet voldoende gezonde bloedcellen worden aangemaakt. Dit resulteert in een verhoogd risico op infectie. Infecties en de daaruit voortvloeiende complicaties worden beschouwd als de meest voorkomende doodsoorzaak bij multipel myeloom.

het voorkomen

Omdat de oorzaak van multipel myeloom of plasmacytoom niet bekend is, kan de ziekte niet specifiek worden voorkomen. Er is ook geen speciaal programma voor de vroege detectie van multipel myeloom. Daarom komt de ziekte vaak eerder toevallig aan het licht tijdens een onderzoek dat om andere redenen is uitgevoerd.