Knooppunttechnologie | De huidhechting

Knooppunttechnologie

Na elke huidhechting moeten de draden worden geknoopt. Om een ​​optimale sterkte van de knoop te bereiken, worden er altijd drie knopen gemaakt, waarbij deze in tegengestelde richting moeten zijn. In principe moet de eerste knoop de wond in de beoogde positie fixeren, terwijl de tweede tegengesteld draaiende knoop de eerste knoop moet stabiliseren.

Voor de zekerheid wordt een derde knoop gemaakt. Voorwaarde voor een goed passende knoop is de treksterkte van de knoop. Dunne en gladde (monofilament) draden hebben vaak meer knopen nodig om te voorkomen dat de knoop vanzelf opengaat.

Een knoop moet altijd dicht bij de wond zitten, maar niet te strak om beklemming te voorkomen. Voor huidhechtingen wordt de knoop direct met naald en draad bereikt door het uiteinde van de draad eromheen te wikkelen. Ook hier moet de looping afwisselend met de klok mee en tegen de klok in worden gedaan, in totaal drie keer.

Diepere knopen worden vastgelegd door de index of het midden vinger knoop. Het bijzondere aan dit soort knopen is dat ze met één hand te knopen zijn. Als de knopen met beide handen zouden worden vastgemaakt, zoals bij het binden van schoenen, zou de chirurg hiervoor beide handen beschikbaar moeten hebben en beide draden onder constante spanning moeten houden om de wondranden stevig aan te passen. De eenhandige techniek maakt het mogelijk om slechts één draad onder spanning te houden terwijl de andere draad om de strakke draad wordt geknoopt. Dit zorgt voor een betere controle over de knoop, zijn plaatsing en spanning.

Naaitechniek

Dankzij de goede ontwikkeling van hechtmateriaal en hecht- en knooptechnieken kunnen de meeste wonden tegenwoordig goed gesloten worden en laten nauwelijks littekens achter. Een goede wondverzorging en reiniging voor het sluiten van de wondranden is essentieel. Bovendien moeten hechtmateriaal en hechttechniek zorgvuldig worden gekozen om complicaties zoveel mogelijk te voorkomen.

Door de grote keuze aan verschillende hechtingen, naalden en hechttechnieken is voor vrijwel elke wond de optimale behandeling te vinden. Daarnaast is het tegenwoordig ook mogelijk om niet alleen wonden te hechten, maar deze te sluiten met behulp van klemmen, lijmen of plakstrips. Het is echter aangetoond dat de genezing van littekens zeer individueel is en dat de proliferatie van littekens nauwelijks kan worden voorkomen.

Tegenwoordig is het echter mogelijk om ze cosmetisch mooi te maken met behulp van plastische chirurgie. Infecties, verhoogde veerkracht en mechanische belasting moeten in ieder geval worden vermeden en infecties moeten zo vroeg mogelijk worden behandeld om complicaties te voorkomen. In principe is elk litteken ongeveer 1 jaar na de blessure nog actief. Pas na het afgelopen jaar is het laatste litteken voorwaarde zichtbaar, en pas dan moet het litteken, indien nodig, worden verfraaid door plastische chirurgie.