Heparine: effecten, gebruik, bijwerkingen

Hoe heparine werkt

Heparine is een antistollingsmiddel polysacharide (koolhydraat) dat in het lichaam wordt opgeslagen in de zogenaamde mestcellen en basofiele granulocyten – beide subgroepen van witte bloedcellen (leukocyten) en belangrijke immuuncellen. Indien geïndiceerd kan het ook kunstmatig van buiten het lichaam worden toegediend.

Heparine is een belangrijk onderdeel bij de controle van de bloedstolling. Bij blessures aan bijvoorbeeld bloedvaten zorgt dit ervoor dat overmatig bloedverlies wordt voorkomen. Tegelijkertijd moet het bloed in intacte bloedvaten echter altijd optimale stromingseigenschappen hebben en mag het niet spontaan gaan stollen.

De belangrijkste endogene remmer van de bloedstolling is het eiwit antitrombine. Het inactiveert het sleutelenzym trombine in de cascade van het stollingssysteem, zodat fibrinogeen opgelost in het bloed niet kan samenklonteren om vast fibrine te vormen. Het antistollingseffect van heparine is dat het de effectiviteit van antitrombine met een factor ongeveer duizend verhoogt.

Therapeutisch gebruikte heparines worden onderverdeeld in ongefractioneerde heparine (heparine met hoog molecuulgewicht) en gefractioneerde heparine (heparine met laag molecuulgewicht). Dit laatste wordt geproduceerd uit ongefractioneerde heparine. Het heeft het voordeel dat het een langere werking heeft en beter door het lichaam wordt opgenomen (hogere biologische beschikbaarheid).

Wanneer wordt heparine gebruikt?

Toepassingsgebieden voor hooggedoseerde heparinepreparaten zijn bijvoorbeeld

  • veneuze trombose (bloedstolsels in een ader)
  • acuut coronair syndroom (onstabiele angina pectoris of acuut hartinfarct)
  • Preventie (profylaxe) van trombose tijdens extracorporale circulatie (hart-longmachine) of dialyse

Lage doses heparine worden daarentegen gebruikt om trombose te voorkomen voor en na een operatie, bij blessures (bijvoorbeeld bij immobilisatie van een ledemaat) en bij langdurige bedrust.

Hoe heparine wordt gebruikt

Systemische (= effectief door het hele lichaam) toepassing wordt uitgevoerd als een heparine-injectie of infusie, dwz zonder het spijsverteringskanaal te omzeilen (parenteraal): De heparine-injectie wordt onder de huid toegediend (subcutaan) of, zeldzamer, rechtstreeks in een ader ( intraveneus). De infusie wordt rechtstreeks in een ader toegediend (intraveneus).

Heparinetabletten zouden niet effectief zijn omdat de werkzame stof via de darm slecht door het lichaam wordt opgenomen.

Heparine kan ook lokaal op de huid worden aangebracht (bijvoorbeeld als gel), bijvoorbeeld bij verwondingen zoals blauwe plekken en bloeduitstortingen (maar niet op open wonden!). Dit heeft een decongestivumeffect. Deze lokale toepassing wordt meestal één of twee keer per dag gedurende ongeveer één tot twee weken uitgevoerd.

Dosering in IE

Bij medische noodgevallen zoals een hartaanval moeten parenterale heparine (2-3 maal 7,500 IE) en acetylsalicylzuur (ASA) onmiddellijk worden toegediend. Om trombo-embolie te voorkomen wordt vervolgens elke acht tot twaalf uur 5,000 tot 7,000 IE ongefractioneerde heparine subcutaan toegediend.

oplosbaarheid

Heparine wordt geproduceerd als zout (heparine-natrium of heparine-calcium) en vervolgens opgelost, zodat het goed kan oplossen in bijvoorbeeld de vloeistof van een injectiespuit en niet aan elkaar klontert.

Welke bijwerkingen heeft heparine?

De meest voorkomende bijwerking van heparine is ongewenste bloeding. Als de bloeding ernstig is, moet het effect van heparine gestopt worden. Hiervoor wordt Protamine gebruikt, dat de heparine neutraliseert.

Allergische reacties, omkeerbaar haarverlies en een toename van leverenzymen zijn ook mogelijk.

Een andere vaak beschreven bijwerking is door heparine geïnduceerde trombocytopenie (kortweg HIT). Bij trombocytopenie is het aantal bloedplaatjes (trombocyten) verminderd. Dit kan te wijten zijn aan een verhoogde activering of klontering van de bloedplaatjes.

Bij HIT type II worden daarentegen antilichamen gevormd tegen heparine. Dit kan leiden tot ernstige stolselvorming (zoals veneuze en arteriële trombose, longembolie) als de bloedplaatjes samenklonteren. Om HIT te voorkomen wordt wekelijks het aantal bloedplaatjes in het bloed gecontroleerd.

Het risico op type II HIT is groter bij ongefractioneerde (hoogmoleculaire) heparine dan bij gefractioneerde (laagmoleculaire) heparine.

Waar moet rekening mee worden gehouden bij het gebruik van heparine?

In de volgende gevallen wordt heparine niet of alleen in zeer lage doses toegediend

  • ernstige lever- en nierziekte
  • Vermoeden van een gewond of ernstig belast vaatstelsel (bijvoorbeeld tijdens bepaalde operaties, bevallingen, orgaanafname, maag-darmzweren, hoge bloeddruk)
  • chronisch alcoholisme

Als tegelijkertijd glycerolnitraat (vaatverwijdende middelen), antihistaminica (allergiemedicatie), digitalisglycosiden (hartmedicatie) of tetracyclines (antibiotica) worden toegediend, wordt de werking van heparine verminderd. De dosering moet daarom dienovereenkomstig worden aangepast (verhoogd).

Zwangerschap en borstvoeding

Heparine is niet verenigbaar met de placenta of moedermelk en kan daarom worden gebruikt tijdens zwangerschap en borstvoeding.

Hoe u medicijnen kunt verkrijgen met heparine

Heparinespuiten en ampullen voor de bereiding van een injectie- of infusieoplossing moeten door een arts worden voorgeschreven of toegediend.

Hoe lang is heparine bekend?

In 1916 werd heparine ontdekt door Jay McLean aan de John Hopkins Universiteit – de arts had het geïsoleerd uit de lever van honden. Tegenwoordig wordt heparine gewonnen uit het darmslijmvlies van varkens of uit de longen van runderen.