Emoties in sport

Motieven hebben zowel een onbewust als een bewust niveau en liggen tussen de eigen houding en drijfveren in. Motieven in sport zijn ofwel gerelateerd aan de sport zelf of aan het resultaat. Een dergelijk resultaat kan worden opgevat als prestatie als zelfbevestiging, maar ook als presentatie van de eigen prestatie en inclusief dominantie-gedrag.

Verder kan sport als middel dienen voor andere doeleinden, zoals het leggen van contacten en vriendschappen. Als het motief van een atleet gerelateerd is aan de sport zelf, kan dit de fysieke uitdaging zijn, de esthetiek of de eigen lichaamservaring. Als het echter dient als middel voor andere doeleinden, het onderhoud van het eigen volksgezondheid, geschiktheid, de beleving van de natuur en ontspanning zijn inbegrepen.

Als situationele en individuele prikkels bij elkaar passen, is motivatie het resultaat. Motivatieprocessen zijn een belangrijke voorwaarde voor het behalen van goede sportieve prestaties.

  • Motieven moeten worden gelijkgesteld met langdurige evaluaties, en bijgevolg zijn motieven motieven om in situaties doelgericht te handelen op een tijdelijk langdurige, situationeel langdurige en persoonlijkheidsspecifieke manier.
  • Motivaties in sport zijn de huidige emotionele (bijv

    vrienden, angst, hoop) en cognitieve (bijv. verwachtingen) processen, voor, tijdens en na het sporten.

Prestatiemotivatie is het “streven naar het verhogen of behouden van de hoogst mogelijke efficiëntie bij al die activiteiten waarbij een kwaliteitsnorm als bindend wordt beschouwd en waarvan de uitvoering dus kan slagen of mislukken. “(Heckhausen) De sporter streeft er dus naar om in een bepaalde sport een taak te vervullen waarin men voor zichzelf kwaliteitsnormen hanteert en daarmee de kwaliteitsnorm te behalen of te overtreffen. De kwaliteitsnorm is individueel of extern bepaald en bestaat uit een prestatie die de atleet moet behalen (bijvoorbeeld een bepaalde sprinttijd).

Met behulp van kwaliteitsbenchmarks kan de atleet individueel de moeilijkheid van een bepaalde taak en de vaardigheden die nodig zijn om de taak te voltooien, en dus uiteindelijk ook het resultaat van de actie, inschatten. Het resultaat van de actie wordt individueel beoordeeld, daarom beslist de eigen claim of een actie succesvol is of niet. De manier waarop mensen een uitdaging en uitvoeringssituaties aangaan, wordt bepaald door hun persoonlijkheid.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen meer “succes-gemotiveerde” en meer “mislukking-gemotiveerde” mensen. Dit kan verschillen in gedrag verklaren in het licht van een prestatie-uitdaging. Atleten die vertrouwen hebben in succes, in tegenstelling tot degenen die bang zijn om te falen, zoeken prestatiesituaties op en staan ​​ze met optimisme tegemoet.

Eventuele risico's worden vermeden door atleten die bang zijn om te falen en de druk van een prestatiesituatie wordt veel minder goed weerstaan, waardoor deze druk een negatief effect heeft op de uitkomst van de actie. Motiventypes die zeker zijn van succes, rechtvaardigen overwegend mogelijke mislukkingen met een gebrek aan bekwaamheid. Daarentegen schrijven atleten die bang zijn om te falen slechte prestaties vooral toe aan ongunstige externe omstandigheden.

-> Hoop op succes ”of“ faalangst ”zijn permanente persoonlijkheidskenmerken en hun respectievelijke kenmerken bepalen het niveau van de algehele motivatie.

  • Het prestatiemotief daarentegen vertegenwoordigt het uitlokkende motief om te sporten en is gebaseerd op de individuele drijfveren om iets te bereiken. Het is dus een van de vele drijfveren, maar stimuleert vooral sportactiviteiten.

Als een atleet ondanks alle motivatie een prestatiedoel niet kan bereiken, ontstaat er een staat van frustratie.

Frustratie wordt opgevat als de 'ervaring van teleurstelling als gevolg van een echte of vermijdbare frustratie van doelen. “Mensen beslissen enerzijds door het feit dat ze verschillend gevoelig reageren op verschillende frustrerende situaties en anderzijds door de mate van frustratietolerantie (min of meer passende verwerking van frustrerende situaties). Reacties op frustratie kunnen behoorlijk constructief zijn.

Aan de andere kant leidt frustratie vaak tot ontwijkende reacties waarbij het eigenlijke doel niet direct wordt nagestreefd.

  • Agressie
  • Uitgestelde agressie (agressie niet tegen zB de frustrerende tegenstander, maar tegen de scheidsrechter)
  • Auto-agressie (agressie jegens je eigen 'ik')
  • Regressie (niet in staat zijn om de eigen prestatie op te halen)
  • Apathie (onvermogen om te handelen)
  • Ontslag
  • Verplaatsing
  • "Buiten het veld gaan" (toekomstige frustraties vermijden)
  • Rationalisatie (redenen vinden waarom het doel niet werd bereikt)

Agressief gedrag is daarom altijd gericht op het veroorzaken van schade.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen expliciete en instrumentele agressie. Bij expliciete agressie wordt schade begrepen als een direct doelwit van de agressieve actie. Bij instrumentele agressie wordt het agressieve gedrag van een atleet gebruikt om een ​​sportief doel te bereiken (agressief verdedigend gedrag bij voetbal om de tegenstander te intimideren).

Bovendien kan agressie fysiek, verbaal of symbolisch zijn (met behulp van gebaren). Om de vraag te beantwoorden - hoe komt het tot agressie - zijn drie theorieën over agressie ontwikkeld.

  • Sportactiviteiten moeten als agressief worden beoordeeld als iemand, in afwijking van de sportnormen en -regels, expliciet de intentie heeft om met deze handeling andere mensen schade toe te brengen.

    Deze schade kan zowel lichamelijk als geestelijk zijn.

  • De frustratie-agressietheorie stelt dat agressie altijd een gevolg is van frustratie, maar frustratie leidt niet per se tot agressie, maar bijvoorbeeld ook tot berusting of apathie.
  • Het theoretische concept van drive en instinct schrijft agressief gedrag toe aan een aangeboren agressiedrift of -instinct, waarbij sport een geschikte klep is om agressie los te laten.
  • De leren en socialisatietheoretische opvattingen over agressie begrijpen agressief gedrag als gevolg van leerprocessen. Agressiegedrag wordt in de loop van de tijd geleerd op basis van ervaring. Als wordt erkend dat agressief gedrag vaak tot succes leidt, zal de persoon het leren.