Maretak: gezondheidsvoordelen, medicinaal gebruik, bijwerkingen

Maretak komt oorspronkelijk uit Europa en Azië, waar hij op een groot aantal loof- en naaldbomen voorkomt. Het medicijnmateriaal wordt geïmporteerd uit Turkije, Rusland en de Balkanlanden.

In kruidengeneeskunde, mensen gebruiken het verse of gedroogde kruid van maretak (visci herba), dat wil zeggen, twijgen en bladeren verzameld vóór vruchtzetting.

Maretak: kenmerken van de plant

Maretak is een kleine, bolvormige, groenblijvende halfhoen die er de voorkeur aan geeft zich te vestigen op en te profiteren van bomen (hemiparasitair). De bladeren zijn langwerpig, leerachtig, met volledige randen en geelachtig groene kleur.

In de takoksels zitten de onopvallende, geelgroene bloemen, die witte, kleverige bessenvruchten vormen.

Twee soorten maretak

Er worden verschillende soorten maretak onderscheiden, afhankelijk van het type boom waarop de maretak groeit. In Duitsland groeien voornamelijk twee soorten maretak:

  • Een die alleen groeit op sparren en den bomen (Viscum laxum), en.
  • Een die alleen groeit op loofbomen, behalve beuken (Viscum-album).

Waar krijgt maretak zijn naam?

De Duitse naam "Mistel" is afgeleid van het Oudhoogduitse "mistil", dat op zijn beurt weer gerelateerd is aan het woord "mest".

Dit komt door het feit dat het zaad van de plant zich op bomen verspreidt via vogelpoep: de rijpe vruchten worden gegeten door lijsters of andere vogels. De zaden in de vruchten zijn onverteerbaar en gaan van de darmen van de vogels naar de takken van de waardbomen, waar ze ontkiemen.

Maretak als medicijn

Maretak bestaat uit geelgroene twijgen van ongeveer 2-4 mm dik en zittend, hele, geelgroene bladeren van 2-6 cm lang. Minder vaak gevonden zijn de onopvallende, geelgroene bloemen, deze vallen meestal als eerste af. De verschrompelde bessenvruchten ter grootte van een erwt komen ook slechts af en toe voor.