Prostaatkanker: symptomen en therapie

Kort overzicht

  • Wat is prostaatkanker? Een kwaadaardige gezwellen in de prostaatklier en een van de meest voorkomende vormen van kanker bij mannen.
  • Symptomen: vaak eerst geen symptomen, later aspecifieke symptomen zoals pijn bij het plassen en ejaculeren, bloed in de urine en/of zaadvloeistof, erectieproblemen
  • Oorzaken: niet precies bekend; mogelijke risicofactoren zijn vooral hogere leeftijd en genetische aanleg
  • Behandeling: In de vroege stadia mogelijk alleen ‘actief toezicht’. Anders een operatie, chemotherapie, radiotherapie en/of hormoontherapie.
  • Verantwoordelijke specialist: Uroloog.
  • Prognose: Met vroege diagnose en behandeling, goede kansen op genezing. Als de kanker zich al heeft verspreid, neemt de levensverwachting aanzienlijk af.

Prostaatkanker: beschrijving

Prostaatkanker moet niet worden verward met goedaardige prostaathyperplasie, die meestal ook optreedt na de leeftijd van 50 jaar, en vaker naarmate de leeftijd toeneemt: twee op de tien mannen tussen 50 en 59 jaar worden getroffen, en zeven op de tien mannen ouder dan 70 jaar.

Anatomie en functie van de prostaat

De prostaat is een van de mannelijke voortplantingsorganen. De belangrijkste taak is het produceren van een afscheiding die tijdens de ejaculatie aan de zaadvloeistof wordt toegevoegd. Eén onderdeel van deze afscheiding is het zogenaamde prostaatspecifieke antigeen, kortweg PSA. Dit enzym maakt de zaadvloeistof dunner. PSA wordt uitsluitend geproduceerd door de prostaatklier. De bepaling ervan wordt gebruikt voor de diagnose en progressie van prostaatkanker.

Prostaatkanker: symptomen

  • Problemen met het legen van de blaas, bijv. pijn tijdens het plassen, zwakke of onderbroken urinestroom, urineretentie (= onvermogen om de blaas spontaan te legen)
  • Pijn tijdens de ejaculatie, verminderde ejaculatie
  • Erectieproblemen (verminderde erectie of impotentie)
  • Bloed in de urine of zaadvloeistof
  • Pijn in het prostaatgebied
  • Problemen met stoelgang
  • Pijn in de onderrug, het bekken, de heupen of de dijen

Als u last heeft van één van de bovengenoemde klachten, moet u dus niet direct uitgaan van een prostaatcarcinoom. Het is echter zeker aan te raden om u te laten onderzoeken door een uroloog. Hij kan u vertellen of u daadwerkelijk prostaatkanker heeft of niet. Als dat zo is, zal hij onmiddellijk een behandeling starten, zodat u zo snel mogelijk beter kunt worden.

Prostaatkanker: oorzaken en risicofactoren

Leeftijd

Een hogere leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor prostaatkanker. Vóór de leeftijd van 50 jaar komt de kwaadaardige prostaattumor vrijwel nooit voor. In de leeftijdsgroep van 45 jaar zal bijvoorbeeld één op de 270 mannen de komende tien jaar prostaatkanker krijgen. In de groep 75-jarigen overkomt dit al één op de 17 mannen.

Genetische aanleg

Over het geheel genomen is dergelijke familiale prostaatkanker echter zeldzaam: 90 tot 95 procent van alle prostaatkankers ontstaat waarschijnlijk ‘spontaan’ (zonder erfelijke risicogenen).

Etnische factoren

De redenen hiervoor liggen waarschijnlijk in verschillende voedingsgewoonten (bijvoorbeeld de voorkeur voor een vetrijk, dierlijk dieet in de VS versus een dieet rijk aan granen en groenten met veel soja in Azië) en sociaal-economische factoren. Genetische factoren kunnen ook een rol spelen.

Dieet, testosteron, seks, roken, alcohol, ontstekingen?

Vroeger dacht men dat het mannelijke geslachtshormoon testosteron de kans op prostaatkanker verhoogde. Tegenwoordig wordt deze opvatting als achterhaald beschouwd. Het is echter juist dat de kwaadaardige tumor op een testosteronafhankelijke manier groeit. Dit betekent dat testosteron de groei van een reeds bestaand prostaatcarcinoom bevordert, maar de kanker niet veroorzaakt.

Ook de veronderstelling dat geslachtsgemeenschap het risico op prostaatkanker beïnvloedt, wordt als weerlegd beschouwd: ongeacht of een man geen, weinig of veel seks heeft – dit heeft volgens huidig ​​onderzoek geen invloed op het ziekterisico.

Volgens studies zou er op zijn minst een zwak verband kunnen bestaan ​​tussen prostaatkanker en tabaksconsumptie. Dit moet echter verder onderzocht worden. Er lijkt ook een verband te bestaan ​​met alcoholgebruik (althans met een hoog alcoholgebruik).

Prostaatkanker: onderzoeken en diagnose

Prostaatkanker screening

De eerste stap is een interview: de arts vraagt ​​naar algemene gezondheidsklachten (problemen met plassen, obstipatie, hoge bloeddruk, erectieproblemen, enz.), maar ook naar eventuele eerdere ziekten en het gebruik van medicijnen. Ook vraagt ​​hij of er gevallen van prostaatkanker bekend zijn in de familie van de man.

Dit betekent dat het digitaal-rectaal onderzoek aanwijzingen kan geven voor grote veranderingen in de prostaat. Deze veranderingen kunnen te wijten zijn aan een reeds vergevorderd prostaatcarcinoom (in de vroege stadia zijn de veranderingen nog niet voelbaar) of kunnen een meer onschuldige oorzaak hebben. Dit kan alleen worden opgehelderd door verder onderzoek.

Diagnose prostaatkanker

Iedereen die bij zichzelf mogelijke symptomen van prostaatkanker ontdekt, moet zeker naar de dokter gaan. De juiste contactpersoon bij verdenking op prostaatkanker is de specialist urologie. Hij zal eerst met de patiënt praten om zijn medische geschiedenis (anamnese) te achterhalen. Om dit te doen, kan de arts bijvoorbeeld vragen:

  • Zijn er gevallen van prostaatkanker of borstkanker in uw familie?
  • Heeft u problemen met plassen?
  • Heeft u erectieproblemen?
  • Bent u de laatste tijd onbedoeld afgevallen?
  • Heeft u de laatste tijd koorts of nachtelijk zweten gehad?
  • Hoe zijn uw algemene fysieke prestaties?
  • Heeft u problemen met de spijsvertering?
  • Heeft u bloed in uw urine of ontlasting opgemerkt?
  • Heeft u pijn in uw onderrug (“ischiaspijn”)?

Daarna volgt digitale rectale palpatie (zie hierboven: screening op prostaatkanker).

PSA-waarde

Tegenwoordig wordt naast het palpatieonderzoek vaak een specifieke waarde in het bloed bepaald: de PSA-waarde. Het PSA (prostaatspecifiek antigeen) is een eiwit dat vrijwel uitsluitend door de prostaatcellen wordt gevormd en normaal gesproken slechts in kleine hoeveelheden in het bloed terechtkomt. Verhoogde bloedwaarden duiden daarom op een verhoogde activiteit van het prostaatweefsel – zoals bij prostaatkanker.

De PSA-waarde is onbetwist bruikbaar als controleparameter voor het beoordelen van het beloop van prostaatkanker na behandeling. Het nut ervan bij vroege detectie wordt echter controversieel besproken. De reden hiervoor is dat de PSA-waarde ook celveranderingen in de prostaat detecteert die anders waarschijnlijk nooit zichtbaar zouden zijn geworden en niet tot prostaatkanker zouden hebben geleid. De testuitslag betekent dus een onnodige psychologische belasting en onnodige behandeling voor de betrokken mannen.

Transrectale echografie (TRUS)

Naast de rectale palpatie en het bepalen van de PSA-waarde zijn meestal aanvullende onderzoeken nodig om de diagnose prostaatkanker te stellen. Deze omvatten transrectale echografie (TRUS). Hierbij wordt de prostaat onderzocht door middel van een echografisch onderzoek via de endeldarm. Hierdoor kan de arts de grootte en vorm van de prostaat nauwkeuriger beoordelen.

Magnetische resonantie beeldvorming (MRI)

Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) wordt soms gebruikt als beeldvormingsprocedure bij het ophelderen van vermoedelijke prostaatkanker. Het levert veel gedetailleerdere beelden op dan transrectale echografie (TRUS).

Weefselmonsters uit de prostaat

Als uit de voorafgaande onderzoeken (rectaal onderzoek, PSA-meting, echografie) aanwijzingen voor prostaatkanker blijken, is de volgende stap het afnemen van een weefselmonster uit de prostaat en het gedetailleerd onderzoeken in het laboratorium (prostaatbiopsie). Alleen dan kan met zekerheid worden gezegd of er daadwerkelijk sprake is van prostaatkanker.

Er bestaat geen risico dat kankercellen als gevolg van de weefselverwijdering in het omringende weefsel worden verspreid. De procedure kan echter lokale ontstekingen veroorzaken. Daarom krijgt de patiënt preventief antibiotica op de dag van de procedure en eventueel nog een paar dagen.

Onderzoek van de weefselmonsters

De weefselmonsters uit de prostaat worden door een patholoog onder de microscoop onderzocht op kankercellen (histopathologisch onderzoek). Hieruit blijkt ook in welke mate de kankercellen zijn veranderd (gedegenereerd) vergeleken met normaal prostaatweefsel.

Een andere optie voor tumorclassificatie is het TNM-systeem.

Prostaatkanker: stadiëring

Als het histopathologisch onderzoek van de weefselmonsters het vermoeden van prostaatkanker bevestigt, moet de verspreiding van de tumor in het lichaam worden onderzocht. Op deze manier kan worden bepaald in welk stadium de prostaatkanker zich bevindt (stadiëring). De individuele therapieplanning is hiervan afhankelijk.

  • Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI): Het kan vergrote lymfeklieren in het bekken visualiseren – een mogelijke indicatie voor een besmetting met kankercellen – evenals dochterkolonisaties op grotere afstand. Een alternatief voor MRI is computertomografie (CT).
  • Skeletscintigrafie (botscintigrafie): Met dit nucleair geneeskundig onderzoek kan het type erachter komen of de prostaatkanker al is uitgezaaid naar de botten.
  • Echografisch onderzoek van de buik: Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt om mogelijke uitzaaiingen van prostaatkanker in de lever op te sporen. Een mogelijke urinestasis als gevolg van druk van de tumor op de urethra kan ook op de echografie worden gedetecteerd.

Prostaatkanker: classificatie

  • T1 staat dus voor een klein prostaatcarcinoom dat geen ongemak veroorzaakt en noch voelbaar noch zichtbaar is op beeldvorming, maar alleen werd gedetecteerd door middel van een biopsie. Aan de andere kant van de schaal vertegenwoordigt T4 een gevorderde tumor die is uitgegroeid tot het weefsel rond de prostaat (bijvoorbeeld het rectum).
  • Voor de N-waarde zijn twee uitdrukkingen mogelijk: N0 staat voor “geen lymfeklieren aangetast” en N1 voor “regionale lymfeklieren bevatten kankercellen”.

Prostaatkanker: behandeling

Hoe de behandeling van prostaatkanker er in individuele gevallen uitziet, hangt van verschillende factoren af. Doorslaggevend zijn vooral het stadium van de kanker en de leeftijd van de patiënt. De arts zal ook zoveel mogelijk rekening houden met andere factoren, zoals eventuele bijkomende ziekten en de behandelwensen van de patiënt (bijvoorbeeld het weigeren van chemotherapie).

Als de tumor niet of slechts heel langzaam groeit, geen klachten veroorzaakt en de patiënt al op hoge leeftijd is, kan de behandeling voorlopig achterwege blijven en kan de tumor gewoon regelmatig door een arts worden gecontroleerd. .

Welke therapie wanneer zinvol is en welke bijwerkingen de individuele behandelvormen kunnen hebben, leest u in het artikel Prostaatkanker – Behandeling.

Prostaatkanker: nazorg

  1. Detecteer herhaling van prostaatkanker (recidief) zo vroeg mogelijk. Een lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek (zoals het bepalen van de PSA-waarde) helpen hierbij.

De follow-up moet uiterlijk twaalf weken na voltooiing van de behandeling tegen prostaatkanker beginnen. In de eerste twee jaar moet de follow-up elk kwartaal plaatsvinden, en in het derde en vierde jaar halfjaarlijks. Vanaf het vijfde jaar wordt een jaarlijkse follow-up van prostaatkanker aanbevolen. Indien mogelijk dienen de onderzoeken te worden uitgevoerd door een uroloog die ervaring heeft met de zorg voor kankerpatiënten (focuspraktijk oncologie).

Prostaatkanker groeit vaak langzaam en is goed te behandelen, waardoor de prognose over het algemeen gunstig is. Er zijn echter ook gevallen waarin de tumor zich zeer snel en agressief verspreidt. Dan zijn de kansen op herstel groter.

Volgens de statistieken leeft vijf jaar na de diagnose nog steeds 89 procent van de patiënten, terwijl de overige elf procent is overleden aan de kwaadaardige tumor in de prostaat (relatief overlevingspercentage na vijf jaar). De levensverwachting bij prostaatkanker is dus redelijk goed vergeleken met andere soorten kanker.