SCC: Referentiebereik, Betekenis

Wat is SCC?

SCC is de afkorting voor plaveiselcelcarcinoomantigeen. Het is een glycoproteïne (dat wil zeggen een eiwit waaraan suikerresiduen zijn bevestigd) dat wordt aangetroffen in plaveiselcellen. Plaveiselepitheel is een laag cellen die wordt aangetroffen op de externe en interne oppervlakken van het lichaam. Het vormt een beschermende barrière en wordt door het hele lichaam aangetroffen.

Wanneer wordt SCC gediagnosticeerd?

Medische professionals bepalen SCC als een tumormarker bij kankers die voortkomen uit plaveiselcellen. Tumormarkers zijn bepaalde moleculen, meestal detecteerbaar door bloedonderzoek, waarvan de gemeten waarde bij kanker toeneemt. Aan de hand van de gemeten waarden kunnen uitspraken worden gedaan over de prognose en het beloop van de ziekte.

De meest voorkomende klinische toepassing voor de tumormarker SCC is baarmoederhalskanker. Andere, niet-kwaadaardige ziekten hebben echter ook invloed op het SCC-niveau.

Een opvallende SCC-meting duidt niet noodzakelijkerwijs op kanker! Het dient slechts als aanvulling op andere bevindingen.

SCC-standaardwaarde

Zelfs een normale SCC-waarde sluit een (kanker)ziekte niet uit.

Wanneer is de SCC-waarde te laag?

Er is geen ondergrens voor SCC. Het antigeen is ook aanwezig in normale (gezonde) epitheelcellen. In kleine hoeveelheden is SCC dus ook detecteerbaar bij gezonde mensen.

Wanneer is de SCC-waarde te hoog?

Alle tumoren die ontstaan ​​uit plaveiselepitheel hebben de neiging om SCC te verhogen. Verhoogde meetwaarden komen dus bijvoorbeeld voor bij:

  • baarmoederhalskanker (baarmoederhalscarcinoom)
  • Longkanker (bronchiaal carcinoom)
  • slokdarmkanker (slokdarmcarcinoom)
  • Anale kanker (anale carcinoom)
  • Carcinoom van hoofd en nek

Bij meer dan 90 procent van de hoofd-halskankers en 80 procent van de baarmoederhalskankers neemt het SCC-niveau toe. Het niveau van de tumormarkers neemt toe met het stadium van de ziekte.

SCC-niveaus worden daarom gebruikt als tumormarker voor follow-up. Als het SCC-niveau tijdens de therapie afneemt, wordt dit als gunstig beschouwd voor de prognose. Patiënten bij wie het SCC-niveau na de behandeling hoog blijft, lopen daarentegen een verhoogd risico op terugval.

Verschillende niet-kwaadaardige ziekten van de huid (bijv. eczeem, atopische dermatitis, psoriasis) en longen (bijv. tuberculose), evenals sarcoïdose en andere ziekten veroorzaken ook verhoogde SCC-waarden. Voor al deze ziekten is de SCC-waarde in de kliniek meestal niet relevant.