Pijnmedicatie tijdens de bevalling

Verschillende methoden voor pijnverlichting

De meeste vrouwen ervaren de bevalling als zeer pijnlijk. In de voorbereidingscursussen en ook tijdens de bevalling instrueert de verloskundige de aanstaande moeder in de juiste ademhalingstechnieken. Deze helpen de pijn van de bevalling te verwerken zonder te spannen, omdat anders het geboortekanaal verstopt zou kunnen raken.

Als een vrouw andere ondersteunende maatregelen zoals acupunctuur, homeopathie, aromatherapie en ontspannende baden niet meer zelf aankan, of als ze vanaf het begin iets wil om de pijn te verlichten, zijn er verschillende mogelijkheden voor pijnverlichting met medicijnen. De bevallende vrouw bepaalt zelf wat ze wil. De verloskundige en arts kunnen haar alleen de voordelen en bijwerkingen uitleggen.

antispasmodica

Zogenaamde krampstillers kunnen aan de aanstaande moeder worden toegediend als zetpillen of infusies. Ze hebben een krampstillend effect, dat de opening van de baarmoederhals ondersteunt. Spasmolytica kunnen meerdere keren worden toegediend en veroorzaken over het algemeen geen bijwerkingen bij het kind.

Pijninjectie in de bilspier

Meestal worden opiaten, derivaten van morfine, toegediend. Deze sterke pijnstillers zijn vooral nuttig in de openingsperiode – ze hebben een pijnstillende en kalmerende werking. Het resulterende ontspanningseffect maakt het gemakkelijker om de baarmoederhals te openen.

Peridurale anesthesie (PDA)

Een epidurale anesthesie (epidurale anesthesie) kan met name nuttig zijn bij ernstige bevallingspijn en langdurige bevalling. Andere indicaties voor een ruggenprik tijdens de inleiding van de bevalling zijn bijvoorbeeld zwangerschapsgerelateerde hoge bloeddruk (pre-eclampsie), geplande operatieve bevallingen (bijvoorbeeld als de zwangere vrouw niet actief mag persen vanwege andere ziekten) of bekkenbevallingen om de aandrang te verminderen. te duwen tijdens de uitzettingsfase. Een ruggenprik wordt ook vaak aanbevolen bij tweelingbevallingen of vroeggeboorte.

Een ruggenprik wordt meestal toegediend door een anesthesist: na plaatselijke verdoving en desinfectie brengt hij met een naald voorzichtig een dun slangetje (katheter) in de zogenaamde epidurale ruimte (gebied rond de ruggenmergvliezen) op de wervelkolom. Via deze katheter, die langere tijd op zijn plaats kan blijven, wordt de zwangere vrouw continu of indien nodig een plaatselijke verdoving toegediend. Tijdens de ruggenprik wordt de bloedsomloop van de zwangere vrouw gecontroleerd en wordt de toevoer naar het ongeboren kind gecontroleerd met behulp van een CTG (“weeënrecorder”).

Spinale anesthesie

Spinale anesthesie wordt toegediend vóór een keizersnede en is vergelijkbaar met een ruggenprik. De anesthesioloog injecteert het plaatselijke verdovingsmiddel echter rechtstreeks in het wervelkanaal en verwijdert de naald direct daarna. Ook treedt de pijnstillende werking sneller op dan bij een ruggenprik.

Sommige vrouwen klagen over hoofdpijn na spinale anesthesie.

Zenuwblokkade (pudendalblok)

Het pudendalblok wordt niet meer in alle klinieken uitgevoerd. Kort voor het begin van de duwfase wordt de zwangere vrouw op een specifieke plek op de bekkenbodem ingespoten met een plaatselijke verdoving. Hierdoor ontspant de bekkenbodem en wordt deze pijnvrij. Deze vorm van pijntherapie kan bijvoorbeeld worden gebruikt vóór een tang- of zuigklokbevalling en vóór een episiotomie.

Er kunnen complicaties optreden als de pijnmedicatie per ongeluk rechtstreeks in een bloedvat wordt geïnjecteerd. Blauwe plekken kunnen ook in de vaginawand voorkomen. Zeer zelden moet een dergelijk hematoom operatief worden verwijderd. In nog zeldzamere gevallen kunnen infecties en abcesvorming optreden.

Lokale anesthesie in het perineale incisiegebied

De anesthesioloog injecteert een plaatselijke verdoving in het weefsel in het perineale gebied. De perineale incisie en de daaropvolgende behandeling (hechting) zijn dan niet of nauwelijks pijnlijk voor de vrouw.