De diagnose wordt gesteld op basis van het ziektebeeld door anamnese en tandheelkundig onderzoek.
Laboratoriumparameters van de 2e orde - afhankelijk van de resultaten van de geschiedenis, fysiek onderzoek, enz. - voor differentiële diagnostische verduidelijking.
- Pathogeen detectie - detectie van parodontitis marker kiemen (Actinobacillus actinomycetemcomitans, Porphyromonas gingivalis, Prevotella intermedia, Bacteriodes forsythus, Treponema denticola).
- CRP (C-reactief proteïne), tumor necrose factor-α en interleukine-6.
- Matrix metalloproteinase-8 (MMP-8) - gebruikt om, in combinatie met klinische parameters en subgingivale microbiologische analyse, te voorspellen of parodontitis is stabiel of progressief.
Bacteriële diagnostiek
- Microbiologische analyse (analyse van subgingivale bacteriële kolonisatie): bacterieculturen, morfologie van microflora, Gram-classificatie.
- Gene probes voor bacteriële bepaling
- PCR-reactie (polymerasekettingreactie; moleculair biologische methode voor het bepalen van parodontale pathogene micro-organismen).
- Periotron-meter - onderzoek van de sulculaire vloeistof of bepaling van de sulculaire stroomsnelheid.
Immunologische onderzoeken
- Immunofluorescentiemicroscopie
- Enzymgebonden immunosorbent-assay (ELISA-test).
- Enzymtest
- Latexagglutinatietest
- Antilichaamdetectie in bloed
Moleculair genetisch testen
- Genetische markers (zie hieronder: DNA-sondetests voor parodontitis risico; interleukine-1 gen test).