Structuur | Traanbuizen

Structuur

Het traanapparaat met al zijn componenten bevindt zich meestal in de binnenste (mediale) hoek van het oog. Elk oog heeft zijn eigen traanapparaat. Deze traankanalen zijn volledig onafhankelijk van elkaar en kunnen ook individuele klachten veroorzaken.

De traankanalen zijn verdeeld in een traanproducerend en een traanafvoerend deel. Traanproductie Tranen worden geproduceerd door de traanklier in de bovenste buitenhoek van het oog. Niet alleen deze klieren dragen bij aan de aanmaak van tranen, maar er zijn ook zogenaamde bijkomende (extra) traanklieren bij betrokken.

De eigenlijke traanklier ligt onder de buitenste benige rand van de oogkas. Het wordt door een spier gedeeld in een (lagere) ooglid deel en een (bovenste) oogkasdeel. Deze spier is de hefspier van het bovendeel ooglid (Musculus levator palpebrae).

De traanklier produceert ongeveer 5 tot 7 microliter traanvocht per minuut. De accessoire traanklieren bevinden zich in de vouw van de bindvlies, dwz de plaats waar de bindvlies van het oog verandert in het bindvlies van de ooglid. U kunt de onderste hoornvliesplooi eenvoudig zien door het onderste lidmaat naar beneden te trekken.

De bovenste vouw blijft verborgen en is alleen zichtbaar door hem om te draaien of door de bovenste klep naar buiten te vouwen. De accessoire-wartels bevinden zich zowel in de bovenste als in de onderste vouw. De verschillende delen van de traanfilm worden vanuit de klieren via zogenaamde uitscheidingskanalen naar het oogoppervlak geleid.

Traanverwijdering Vanuit de buitenste bovenhoek van het oog worden de tranen door het knipperen van het ooglid over het hele oog verdeeld. In de binnenhoek van het oog worden de tranen vervolgens geabsorbeerd door kleine traanpuntjes (traanpunt). Er zijn twee traanstippen.

De ene bevindt zich aan de bovenkant, de andere aan de onderkant van het ooglid. Als je goed kijkt, zie je ze aan je ogen. De tranen komen nu via een traankanaal in de traanzak. De traankanalen (Canaliculi lacrimales) werken als een pomp door hun gespierde omhelzing van een gezichtsspier en drukken de tranen in de traanzak (Saccus lacrimalis).

De verdere weg voert nu door de zogenaamde Ductus nasolacrimalis (een doorgang die de traanzak verbindt met de neusholte) in de onderste neusschelp. Dus vroeg of laat bereiken al onze tranen de onze neus-​ Dit verklaart waarom men er altijd een moet blazen neus- bij het huilen.

  • Traanklier
  • Oogspier
  • oogappel
  • Iris (iris)
  • Leerling
  • Oogkas