Chirurgie en nazorg | De schouderprothese

Chirurgie en nazorg

Om het schoudergewricht voor de implantatie van een schouderprothese wordt een huidincisie van ongeveer 15 cm gemaakt. De chirurg verwijdert beschadigd weefsel en eventueel ontstoken bursae in het gewricht en bereidt vervolgens, afhankelijk van het type prothese, het bot voor op implantatie. De duur van de operatie is afhankelijk van het type prothese.

Omgekeerde schouderprothesen worden binnen twee tot drie uur geïmplanteerd, de andere schouderprothese-operaties zijn één tot twee uur korter. De bewerking wordt uitgevoerd onder narcose. Bovendien is een pijn katheter kan worden ingebracht, die enkele dagen in de patiënt blijft en een efficiënte pijnbehandeling garandeert.

Na de operatie wordt de aangedane arm enkele weken in een mitella gelegd om de schouder te beschermen. In de regel kunnen de eerste bewegingen na twee tot drie dagen worden uitgevoerd onder begeleiding van een fysiotherapeut. Het verblijf in het ziekenhuis duurt ongeveer vijf dagen.

Patiënten kunnen dan met behulp van de nieuwe schouderprothese doorgaans zelf hun dagelijkse bezigheden uitvoeren, maar het kan natuurlijk zijn dat in het begin werkzaamheden als tandenpoetsen met de niet geopereerde zijde moeten worden uitgevoerd. Een schouderprothese moet worden gebruikt om zware lasten te vermijden, zoals het tillen van zware voorwerpen. Daarna volgt ambulante fysiotherapie met oefeningen om de spieren te versterken om de beweeglijkheid van de schoudergewricht.

Geduld en inzet van de patiënt is hierbij een vereiste, aangezien het heffen van de arm boven de horizontale lijn vaak pas na enkele maanden weer probleemloos mogelijk is. De operatie voor het implanteren van een schouderprothese duurt meestal tussen de één en twee uur, waarbij de patiënt óf ondergaat narcose of - als een veilig alternatief - plaatselijke verdoving in het schouder- en armgebied (plexusanesthesie). Het is niet mogelijk om een ​​algemene operatieduur te specificeren, aangezien deze altijd afhankelijk is van de volgende factoren:

  • Chirurgische techniek van de betreffende chirurg
  • Omvang van schoudergewrichtsschade
  • Individuele anatomie van de patiënt