Onvoldoende vruchtwater: wat het betekent

Vruchtzak: belangrijk leefgebied

Het ongeboren kind vindt alle voorwaarden voor een gezonde ontwikkeling in zijn leefgebied, de vruchtzak. Dit omvat vooral het vruchtwater, waaruit het belangrijke stoffen kan verkrijgen voor zijn ontwikkeling. Bovendien zorgt het vruchtwater ervoor dat het kind vrij kan bewegen. Hierdoor kan hij zijn spieren opbouwen en gelijkmatig groeien.

Tijdens de zwangerschap produceren zowel de moeder als het kind vruchtwater en nemen het gebruikte vruchtwater op. Deze uitwisselingen worden gereguleerd door een verscheidenheid aan mechanismen. De placenta van de moeder en de nieren, longen, mond of neus van de foetus zijn bijvoorbeeld betrokken. Kleine verstoringen veroorzaken dus al snel een disbalans, die zich uit in een teveel aan vruchtwater (polyhydramnion) of te weinig vruchtwater (oligohydramnion).

Triggers voor te weinig vruchtwater

Als de vruchtzak van een zwangere vrouw te weinig vruchtwater bevat, zijn de volgende oorzaken mogelijk:

  • functionele zwakte van de placenta (placenta-insufficiëntie)
  • Ziekten van het foetale niersysteem
  • hoge bloeddruk bij moeder of kind
  • voortijdig breken van de vliezen
  • onvoldoende groei van het kind
  • aangeboren genetische afwijkingen
  • Transfusiesyndroom bij tweelingzwangerschappen, waarbij de kinderen dezelfde placenta delen, maar elk hun eigen vruchtzak hebben: Een ongelijkmatige bloeduitwisseling tussen de kinderen kan ertoe leiden dat een tweeling onvoldoende wordt voorzien en in te weinig vruchtwater ‘zwemt’.

Hoe constateert de arts te weinig vruchtwater?

De arts kan tijdens routine-echografisch onderzoek vaststellen of er te weinig vruchtwater is. Meestal is zijn geoefende oog hiervoor voldoende. Zijn vermoeden kan worden onderstreept door de volgende waarden uit verschillende metingen:

  • Vruchtwaterindex (waarden onder de vijf centimeter)
  • Vruchtwaterdepot met twee diameters (waarden minder dan 15 vierkante centimeter).

Te weinig vruchtwater: gevaren

Als de vruchtzak te weinig vruchtwater bevat, kan dit het ongeboren kind in gevaar brengen. Dit komt omdat een verminderde hoeveelheid vruchtwater ervoor kan zorgen dat de baby bij de geboorte ongewoon klein is. Als een disfunctie van de placenta verantwoordelijk is voor de verminderde hoeveelheid vruchtwater, kan het worstcasescenario de kindersterfte rond de geboorte zijn.

Bovendien vergroot te weinig vruchtwater de kans dat de navelstreng bekneld raakt. Dan krijgt de baby te weinig zuurstof en andere vitale stoffen. Het samenknijpen van de navelstreng voor of tijdens de bevalling brengt dus grote risico’s met zich mee. Het komt vaker voor dat het ongeboren kind ontlasting (= meconium) uitscheidt en inademt terwijl het zich nog in de baarmoeder bevindt of tijdens de geboorte (= meconiumaspiratie). Dit schaadt de ademhaling en kan verdere ernstige gevolgen hebben.

Geen reden tot paniek

Ondanks de beschreven mogelijke gevaren is er voor zwangere vrouwen met te weinig vruchtwater meestal geen reden om zich zorgen te maken. Vaak is een infuus van een oplossing vergelijkbaar met vruchtwater in de vruchtzak voldoende. Als de zwangerschap al vergevorderd is of de uitgerekende datum is verstreken, kan medisch gecontroleerde inleiding van de bevalling – indien nodig via een keizersnede – worden overwogen.

Het komt er dus op neer: te weinig vruchtwater brengt bepaalde gevaren met zich mee, maar de moderne geneeskunde kan nu veel doen om schade aan moeder en kind te voorkomen.