Myocardiale scintigrafie: definitie, redenen, procedure

Wat is myocardscintigrafie?

Myocardiale scintigrafie kan worden gebruikt om de bloedstroom in de hartspier in beeld te brengen. Via een ader wordt aan de nuchtere patiënt een radioactief gelabelde stof (radiofarmaceutisch middel) toegediend. verdeelt zich volgens de bloedstroom (perfusie) in het hartweefsel en wordt geabsorbeerd door de hartspiercellen. De uitgezonden straling wordt gemeten en als afbeelding weergegeven.

Techneticum-99m (99mTc) wordt meestal gebruikt voor het radioactief labelen van de gebruikte stof.

Myocardiale scintigrafie kan worden uitgevoerd in rust of onder stress. In het tweede geval zit de patiënt tijdens het onderzoek bijvoorbeeld op een fietsergometer.

Als daadwerkelijke stress op deze manier niet mogelijk is, kunnen medicijnen worden gebruikt om een ​​voorzichtige belasting van het hart te simuleren. Meestal worden vaatverwijders zoals adenosine gebruikt. Als dergelijke middelen om medische redenen (bijvoorbeeld bij astma of lage bloeddruk) niet kunnen worden gegeven, wordt als alternatief de catecholamine-dobutamine gebruikt. Het middel wordt toegediend als een infuus.

Minder straling bij slechte bloedcirculatie

Als de verminderde accumulatie alleen optreedt onder stress, maar niet tijdens rust, is er sprake van een reversibel perfusiedefect. Als het daarentegen ook in rust waarneembaar is, is het perfusiedefect niet reversibel. Het aangetaste hartweefsel wordt onomkeerbaar vernietigd (“littekens”).

De feitelijke vernauwingen (stenosen) in de coronaire vaten kunnen echter niet worden gelokaliseerd met myocardiale scintigrafie. Hiervoor moet coronaire angiografie, d.w.z. een radiologisch onderzoek van de bloedvaten (angiografie) van de hartspier, worden uitgevoerd. Dit gebeurt als onderdeel van een hartkatheterisatie.

Wanneer wordt een myocardiale scintigrafie uitgevoerd?

Myocardiale scintigrafie wordt voornamelijk uitgevoerd wanneer coronaire hartziekte (CAD) wordt vermoed of wanneer CAD bekend is, om de omvang ervan te verduidelijken.

Het onderzoek wordt ook vaak gebruikt om te beslissen of een vernauwd coronairvat behandeld moet worden met medicijnen of een operatie (bypass of stentplaatsing). Een operatie heeft bijvoorbeeld kans van slagen als een deel van het hart slechts reversibel beschadigd is: de operatie kan dan mogelijk de bloedstroom weer verbeteren.

Zelfs na een hartaanval kan de arts myocardiale scintigrafie gebruiken om de bloedstroom en daarmee de toestand van de hartspier (d.w.z. de vitaliteit ervan) te beoordelen.

Myocardiale scintigrafie: voorbereiding

Hierbij hoort bijvoorbeeld dat u op een lege maag op het onderzoek moet verschijnen. Dit helpt ervoor te zorgen dat de radioactief gelabelde stof zo goed mogelijk in het hartweefsel wordt opgenomen en zich slechts minimaal ophoopt in ander weefsel (zoals het maag-darmkanaal). Vasten betekent dat u de vier uur vóór het onderzoek niets mag eten. Voor diabetici wordt een uitzondering gemaakt; zij mogen een licht ontbijt nemen.

Als er een medicijnlading met een vasodilatator gepland is, mag u gedurende ten minste 12 uur van tevoren geen voedsel of drank gebruiken die cafeïne bevat (chocolade, koffie, cola, zwarte thee, enz.). U moet ten minste 24 uur vóór de myocardscintigrafie stoppen met het gebruik van bepaalde medicijnen (preparaten die cafeïne, theofylline of dipyridamol bevatten). De arts zal u hierover nadere instructies geven.

Myocardiale scintigrafie: risico's en bijwerkingen

Lichamelijke inspanning op een fietsergometer kan leiden tot hartritmestoornissen en een hartaanval bij patiënten met een hartaandoening (zoals elke fysieke inspanning).

De medicinale stress tijdens myocardiale scintigrafie kan bijwerkingen veroorzaken zoals pijn op de borst, kortademigheid, blozen (plotseling rood worden van de huid, bijvoorbeeld in het gezicht), bloeddrukdaling, hartritmestoornissen en, in extreme gevallen, zelfs hartritmestoornissen. aanval.

Zo bedraagt ​​de natuurlijke jaarlijkse blootstelling aan straling per persoon in Duitsland gemiddeld 2.1 mSv (met een fluctuatiebereik van 1 tot 10 mSv – afhankelijk van woonplaats, voedingsgewoonten, enz.). In Oostenrijk wordt men jaarlijks blootgesteld aan gemiddeld 3.8 mSv natuurlijke straling (variatiebereik: 2 tot 6 mSv). Voor Zwitserland wordt de natuurlijke jaarlijkse blootstelling aan straling per persoon gegeven op 5.8 mSv, hoewel er ook hier sprake is van variatie afhankelijk van de woonplaats en andere factoren.

Ter vergelijking: de blootstelling aan straling tijdens een myocardiale scintigrafie bedraagt ​​gemiddeld 6.5 millisievert (mSv) voor stoffen die zijn gelabeld met technetium.