Hepatitis C: symptomen, overdracht, therapie

Wat is hepatitis C?

Hepatitis C is een vorm van leverontsteking veroorzaakt door het hepatitis C-virus (HCV). Het hepatitis C-virus wordt wereldwijd verspreid en wordt voornamelijk via bloed overgedragen. De acute ziekte verloopt vaak zonder uitgesproken symptomen. Acute hepatitis C evolueert echter vaak naar een chronische vorm. Een hepatitis C-infectie wordt als chronisch beschouwd als het genetische materiaal van de ziekteverwekker, HCV-RNA, langer dan zes maanden in het bloed van de getroffen persoon aantoonbaar is.

Chronische hepatitis C is een van de meest voorkomende oorzaken van een krimpende lever (cirrose) en leverkanker (hepatocellulair carcinoom). Wereldwijd veroorzaakt het ongeveer 30 procent van alle levercirrose en ongeveer een kwart van de hepatocellulaire carcinomen.

Verplichte melding

Hepatitis C is aangifteplichtig. Dit betekent dat de behandelend arts alle vermoedelijke gevallen en bewezen ziekten met naam moet melden aan de verantwoordelijke afdeling volksgezondheid. Hetzelfde geldt voor sterfgevallen als gevolg van hepatitis C. Het gezondheidsbureau stuurt de gegevens door naar het Robert Koch Instituut, waar ze statistisch worden geregistreerd.

Wat zijn de symptomen van hepatitis C?

Hepatitis C-infecties veroorzaken in ongeveer 75 procent van de gevallen geen symptomen of alleen aspecifieke, meestal griepachtige symptomen. Deze omvatten bijvoorbeeld:

  • Vermoeidheid en vermoeidheid
  • @ Verlies van eetlust
  • Misselijkheid
  • Spier- en gewrichtspijn
  • Lichte koorts

Slechts ongeveer 25 procent van de geïnfecteerde personen ontwikkelt een acute leverontsteking, die meestal mild is. Dit is vooral merkbaar door geelzucht, dat wil zeggen geelverkleuring van de huid, slijmvliezen en de witte sclera in het oog. Ook rechtszijdige bovenbuikklachten zijn mogelijk.

Soms komen symptomen en ziekten in totaal verschillende delen van het lichaam voor in de loop van chronische hepatitis C. Deze omvatten jeuk, gewrichtsklachten, vergroting van de lymfeklieren (lymfoom) en nierzwakte (nierfalen). Hierbij kunt u denken aan jeuk, gewrichtsklachten, vergroting van de lymfeklieren (lymfoom), bijzondere vormen van vaat- en nierontstekingen en nierzwakte (nierinsufficiëntie).

Ook andere ziekten worden vaak waargenomen in verband met chronische hepatitis C, bijvoorbeeld depressie, diabetes mellitus, auto-immuun schildklierontsteking (zoals de ziekte van Hashimoto) en het zogenaamde syndroom van Sjögren.

Hoe wordt hepatitis C overgedragen?

Hepatitis C wordt voornamelijk overgedragen via besmet bloed.

Er bestaat ook een risico op infectie voor medisch personeel (zoals artsen of verpleegkundigen) dat contact heeft met hepatitis C-patiënten of hun monstermateriaal. Als iemand zichzelf bijvoorbeeld verwondt aan een naald die besmet is met geïnfecteerd bloed van een getroffen persoon, is overdracht van het virus mogelijk. Dergelijke beroepsinfecties zijn echter zeldzaam, vooral omdat het risico op overdracht na een lekke band gemiddeld minder dan één procent bedraagt.

Bloed- en plasmadonaties vormen daarentegen geen relevant infectierisico meer, omdat in dit land alle bloedproducten op hepatitis C moeten worden getest. Overdracht via andere lichaamsvloeistoffen zoals speeksel, zweet, tranen of sperma is ook zeer onwaarschijnlijk. In principe is besmetting echter wel mogelijk tijdens bepaalde seksuele handelingen als deze gepaard gaan met een verhoogd risico op letsel, bijvoorbeeld aan de slijmvliezen.

Voor vrouwen die borstvoeding geven en een hoge virusbelasting hebben en bloedingswonden in de tepelzone (bijvoorbeeld kleine scheurtjes die rhagades worden genoemd), kan het gebruik van een voedingskapje raadzaam zijn. Moedermelk zelf speelt daarentegen geen rol bij de overdracht van het virus.

Of het prikken van tatoeages, piercings of oorgaten een risico op infectie met hepatitis C met zich meebrengt, is nog niet definitief opgehelderd. Als er echter besmet bestek wordt gebruikt (omdat dit tussen afspraken bij de klant niet goed is gedesinfecteerd), kan virusoverdracht niet met zekerheid worden uitgesloten.

Hepatitis C: incubatietijd

De tijd tussen infectie en het optreden van de eerste symptomen van hepatitis C (incubatietijd) bedraagt ​​twee tot 24 weken. Gemiddeld gaan er echter zes tot negen weken voorbij. Er bestaat een risico op infectie voor anderen zolang het genetisch materiaal van het virus (HCV-RNA) in het bloed aantoonbaar is.

Onderzoeken en diagnose

Daarna volgt een lichamelijk onderzoek: de arts onderzoekt onder meer de kleur van de huid, de slijmvliezen en de witte sclera in het oog (geelverkleuring bij geelzucht). Ook palpeert hij de buik om vast te stellen of er drukpijn in de rechter bovenbuik is – een mogelijke indicatie voor een leverziekte. Door de buik te palperen, beoordeelt hij ook of de lever abnormaal is. Een verhard orgaan duidt bijvoorbeeld op levercirrose.

Laboratoriumtests

Bloedonderzoek is een essentieel onderdeel van de diagnose van hepatitis C. Eerst bepaalt de arts de leverwaarden (zoals GOT, GPT), aangezien verhoogde waarden kunnen wijzen op een leverziekte. Ten tweede wordt in het bloed gezocht naar antistoffen tegen hepatitis C-virussen (anti-HCV). Dergelijke antilichamen zijn gewoonlijk zeven tot acht weken na infectie detecteerbaar. Alleen een dergelijke hepatitis C-test maakt een betrouwbare diagnose mogelijk.

Als de (vermoedelijke) infectie nog maar kort geleden heeft plaatsgevonden, kan het zijn dat het lichaam nog niet voldoende tijd heeft gehad om specifieke antistoffen aan te maken. Ook in dit geval kan alleen directe detectie van de ziekteverwekker zekerheid bieden.

Er zijn verschillende subtypes van het hepatitis C-virus, de zogenaamde genotypen, die qua kenmerken van elkaar verschillen. Zodra de diagnose hepatitis C is gesteld, is het belangrijk om het exacte genotype van de ziekteverwekker te bepalen. Daarnaast bepaalt de arts de zogenaamde viral load, dat wil zeggen de concentratie van het viraal genetisch materiaal (HCV-RNA) in het bloed. Beide zijn relevant voor de therapieplanning.

Echografie van de buikholte

Biopsie en elastografie

Om nauwkeuriger te bepalen hoe ver de littekenvorming (fibrose) al is gevorderd, kan de arts een weefselmonster uit de lever nemen en dit in het laboratorium laten onderzoeken (leverbiopsie). Een alternatief is een speciale ultrasone techniek genaamd elastografie. Het kan worden gebruikt om de mate van fibrose van de lever te bepalen zonder tussenkomst van het lichaam.

Behandeling

Acute hepatitis C geneest binnen enkele weken zonder behandeling bij maximaal 50 procent van de getroffenen. Om deze reden schrijven artsen over het algemeen niet onmiddellijk antivirale middelen voor, maar wachten ze af.

Zelfs in het geval van acute hepatitis C met ernstige symptomen of ernstige bijkomende ziekten is het vaak nuttig om de infectie met antivirale middelen te behandelen.

Dergelijke medicijnen worden echter vooral gebruikt bij chronische hepatitis C. Ze zijn bedoeld om te voorkomen dat de leverziekte zich verder ontwikkelt. Ze zijn bedoeld om te voorkomen dat de leverziekte verder vordert. Op deze manier verminderen ze ook het risico op levercirrose en leverkanker als late gevolgen van chronische hepatitis C.

Geneesmiddelen tegen hepatitis C

Tegenwoordig wordt hepatitis C meestal behandeld met medicijnen die de reproductie van ziekteverwekkers op verschillende manieren voorkomen. Artsen noemen dergelijke middelen ‘directe antivirale middelen’ (DAA). Ze zijn verkrijgbaar in tabletvorm. Bijwerkingen zijn vrijwel onbestaande. De gebruikte DAA's zijn onder meer:

  • proteaseremmers zoals grazoprevir, glecaprevir of simeprevir
  • Polymeraseremmers zoals sofosbuvir
  • NS5A-remmers zoals velpatasvir, ledipasvir of elbasvir

Veel van deze middelen zijn niet afzonderlijk verkrijgbaar, maar alleen in een vaste tabletcombinatie.

Interferonvrije hepatitis C-therapie wordt niet aanbevolen tijdens zwangerschap en borstvoeding.

De medicamenteuze behandeling tegen hepatitis C duurt gewoonlijk twaalf weken. In sommige gevallen schrijft de arts de medicatie slechts voor acht weken voor. Sommige patiënten moeten ze echter langer dan twaalf weken innemen, bijvoorbeeld 24 weken.

Minimaal twaalf weken na het einde van de medicamenteuze behandeling onderzoekt de arts het bloed opnieuw om het succes van de therapie te controleren. Als er toch genetisch materiaal van hepatitis C-virussen in het monster kan worden aangetroffen, heeft de therapie niet voldoende gewerkt of is de getroffen persoon opnieuw geïnfecteerd. In dit geval is een hernieuwde behandeling (meestal met andere middelen dan de eerste keer) meestal raadzaam.

Levertransplantatie

Verloop en prognose

Veel patiënten willen vooral één ding weten: is hepatitis C te genezen? Het antwoord is: in veel gevallen wel.

Acute hepatitis C geneest spontaan bij ongeveer 15 tot 45 procent van de getroffenen. Omgekeerd betekent dit: chronische hepatitis C ontstaat bij 55 tot 85 procent van alle besmette personen. Ook dit is meestal mild en zonder specifieke symptomen. Spontaan herstel wordt echter zelden waargenomen.

De juiste therapie voor chronische hepatitis C leidt echter vaak tot succes. Succes betekent in dit geval dat er geen virussen meer in het bloed aantoonbaar zijn. Dit wordt na afloop van de behandeling gecontroleerd met controleonderzoeken. Daaropvolgende recidieven zijn zeldzaam. Na een genezen infectie is het echter mogelijk om opnieuw besmet te raken met hepatitis C. In tegenstelling tot sommige andere vormen van hepatitis laat de ziekte dus geen levenslange immuniteit achter.

Chronische hepatitis C: late effecten

Bij ongeveer 20 procent van de patiënten met chronische hepatitis C ontstaat levercirrose als laat gevolg binnen twintig jaar. Daarbij wordt steeds meer weefsel omgezet in niet-functioneel bindweefsel, waardoor de lever steeds meer zijn functie verliest. De snelheid waarmee levercirrose zich ontwikkelt, varieert echter sterk van persoon tot persoon, omdat verschillende factoren het verloop van de ziekte beïnvloeden. Factoren die een snelle ontwikkeling van levercirrose bevorderen zijn onder meer:

  • Oudere leeftijd
  • Mannelijk geslacht
  • Chronisch alcoholgebruik
  • Bijkomende infectie met hepatitis B
  • Extra infectie met HIV
  • HCV-genotype 3
  • Verhoogde leverenzymen (transaminasen)
  • Chronische hemodialyse
  • Een bepaalde vorm van leververvetting (steatose)
  • Genetische factoren