Ziekte van Graves: oorzaken, symptomen, therapie

Ziekte van Graves: oorzaak en risicofactoren

Omdat de antilichamen gericht zijn tegen de lichaamseigen structuren, behoort de ziekte van Graves tot de auto-immuunziekten. Het wordt ook de ziekte van Graves, de ziekte van Graves, immunogene hyperthyreoïdie of immunothyreoïdie van het type Graves genoemd.

De ziekte van Graves treft bij voorkeur vrouwen tussen de 20 en 50 jaar. De ziekte komt ook in gezinnen voor. Dit komt door bepaalde genetische mutaties die de ziekte van Graves bevorderen.

Net als de thyreoïditis van Hashimoto kan de ziekte van Graves samen voorkomen met andere auto-immuunziekten zoals de ziekte van Addison (hypofunctie van de bijnieren), diabetes type 1 of glutenintolerantie (coeliakie, spruw).

Ziekte van Graves: symptomen

De drie belangrijkste symptomen van de ziekte van Graves zijn:

  • Vergroting van de schildklier (“struma”, struma)
  • Uitsteeksel van de oogbollen (exophthalmos)
  • Hartkloppingen (tachycardie)

Naast de uitstekende oogbollen kunnen er ook andere veranderingen in de ogen optreden, zoals zwelling van de oogleden en conjunctivitis. Artsen spreken van endocriene orbitopathie. Droge ogen met fotofobie, toegenomen tranen, druk en/of het gevoel van een vreemd lichaam zijn ook mogelijk. In ernstige gevallen kunnen ook verslechtering van het gezichtsvermogen en dubbelzien optreden.

Minder vaak ontwikkelen patiënten met de ziekte van Graves zwelling in de onderbenen (pretibiaal myxoedeem), handen en voeten (acropachie).

Sommige van de bovenstaande symptomen kunnen ook voorkomen bij andere schildklieraandoeningen. Welke dit zijn, leest u op onze overzichtspagina schildklierziekten.

Ziekte van Graves: diagnose

Voor de diagnose is het bloedonderzoek belangrijk: de arts bepaalt het hypofysehormoon TSH (stimuleert de hormoonproductie in de schildklier) en de schildklierhormonen T3 en T4.

Bovendien wordt het bloedmonster getest op antilichamen (auto-antilichamen) die typisch zijn voor de ziekte van Graves: TSH-receptor-antilichaam (TRAK, ook TSH-receptor-auto-antilichamen) en thyroperoxidase-antilichaam (TPO-Ak, anti-TPO).

Ziekte van Graves: therapie

Patiënten met de ziekte van Graves krijgen aanvankelijk ongeveer een jaar zogenaamde thyrostatische geneesmiddelen, dat wil zeggen geneesmiddelen die de hormoonproductie in de schildklier remmen (zoals thiamazol of carbimazol). In het begin worden ook bètablokkers gegeven om de symptomen van hyperthyreoïdie (zoals hartkloppingen) te verlichten. Het favoriete medicijn is propranolol, dat ook voorkomt dat T4 wordt omgezet in het veel actievere T3.

Bij ongeveer de helft van de patiënten is de ziekte na ongeveer een jaar thyrostatische toediening genezen, zodat geen verdere medicatie nodig is.

Als de hyperthyreoïdie daarentegen na 1 tot 1.5 jaar thyrostatisch gebruik nog steeds aanhoudt of na een aanvankelijke verbetering weer oplaait (roken verhoogt het risico op terugval!), moet de schildklierfunctie permanent worden uitgeschakeld.

Vóór de operatie moet de schildklierfunctie met medicijnen worden genormaliseerd, omdat anders een thyreotoxische crisis (thyreotoxicose) kan optreden. Dit levensbedreigende ziektebeeld kan onder andere leiden tot hoge koorts, hartkloppingen, braken en diarree, spierzwakte, rusteloosheid, verminderd bewustzijn en slaperigheid, en zelfs coma en falen van de bloedsomloop, evenals een functionele zwakte van de bijnier. klieren.

Behandeling voor zwangere vrouwen

Behandeling van oogsymptomen

Bij de ziekte van Graves met endocriene orbitopathie kan cortisone worden gegeven. Het helpt tegen het uitsteken van de oogbollen en de ernstige zwelling rond de ogen. In milde tot matige gevallen wordt vaak daarnaast selenium gegeven. Droge ogen kunnen worden behandeld met vochtinbrengende oogdruppels, zalven of gels.

In ernstige gevallen van endocriene orbitopathie is bestraling of een operatie ook mogelijk.

Ziekte van Graves: prognose

Na één tot anderhalf jaar behandeling met thyrostatische medicijnen is de ziekte van Graves bij ruim de helft van alle patiënten genezen. De ziekte kan echter weer oplaaien, meestal binnen een jaar na het einde van de behandeling. De schildklierfunctie moet dan permanent worden uitgeschakeld.