Fibrinogeen: wat de laboratoriumwaarde betekent

Wat is fibrinogeen?

Fibrinogeen is een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij de bloedstolling en ook wel Factor I wordt genoemd. Het is de voorloper van fibrine. Het is de voorloper van fibrine, dat de bloedplaatjesprop – die zich vormt op de plaats van een vaatletsel – als een net omhult. Fibrinogeen is ook een van de zogenaamde acute fase-eiwitten. Dit zijn verschillende laboratoriumwaarden die bij bepaalde ziekten stijgen.

Wanneer wordt fibrinogeen bepaald?

De arts bepaalt het fibrinogeen bijvoorbeeld als er een aangeboren of verworven fibrinogeendeficiëntie wordt vermoed. Dit laatste kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van leverschade. Andere belangrijke indicaties voor het controleren van het fibrinogeenniveau zijn:

  • het monitoren van fibrinolytische therapie om een ​​bloedstolsel op te lossen (met streptokinase of urokinase)
  • de monitoring van een substitutietherapie met fibrinogeen
  • vermoeden van pathologische overmatige activering van de bloedstolling (consumptiecoagulopathie)

Fibrinogeen: Normale waarden

De standaardwaarde voor fibrinogeen in het bloed is leeftijdsafhankelijk. Voor kinderen, adolescenten en volwassenen gelden de volgende normale bereiken (referentiebereiken):

Leeftijd

Fibrinogeen normale waarde

tot 4 dagen

167 – 399 mg/dl

5 om 30 dagen

162 – 462 mg/dl

31 dagen tot 3 maanden

162 – 378 mg/dl

4 naar 6 maand

150 – 379 mg/dl

7 naar 12 maand

150 – 387 mg/dl

13 maanden tot 5 jaar

170 – 405 mg/dl

van 6 jaar

180 – 350 mg/dl

Let op: De grenswaarden zijn methode- en laboratoriumafhankelijk. In individuele gevallen gelden de in de laboratoriumresultaten aangegeven referentiebereiken.

Wanneer wordt fibrinogeen verlaagd?

Sommige ziekten belemmeren de productie van fibrinogeen. Deze omvatten bijvoorbeeld ernstige leverziekten zoals cirrose of acute hepatitis. Andere situaties die tot verminderde meetwaarden leiden zijn:

  • laat stadium van een consumptieve coagulopathie (abnormale activering van de bloedstolling, ook wel gedissemineerde intravasculaire coagulatie genoemd)
  • ernstig bloedverlies
  • Het gebruik van bepaalde medicijnen (bijvoorbeeld asparaginase bij de behandeling van acute lymfatische leukemie).

Pasgeborenen hebben ook lagere fibrinogeenniveaus dan volwassenen. Dit is echter heel normaal op deze leeftijd en is geen indicatie voor een ziekte.

Wanneer is fibrinogeen verhoogd?

Fibrinogeen is een zogenaamd acutefase-eiwit. Dit betekent dat het toeneemt wanneer het lichaam een ​​systemische reactie op bepaalde situaties heeft. Andere acute-fase-eiwitten omvatten C-reactief proteïne (CRP) en ferritine. Ziekten die leiden tot een toename van acute fase-eiwitten zijn:

  • Ontstekingen (bijv. reuma, ziekte van Crohn)
  • Tumoren (neoplasmata)
  • Brandwonden
  • Trauma (bijv. operatie)
  • Diabetes mellitus en de daaruit voortvloeiende metabolische ontsporingen
  • Uremie door nierfalen (uremie is een vergiftiging van het bloed met stoffen die eigenlijk via de urine zouden moeten worden uitgescheiden – kortom: urinevergiftiging)

Wat te doen als fibrinogeen is veranderd?

Als het fibrinogeen te laag is, is het risico op bloedingen groter. Deze kunnen moeilijk te controleren zijn. Als er een verlaagd fibrinogeenniveau wordt opgemerkt, vooral vóór een geplande operatie, moet de arts daarom vóór de operatie de oorzaak vaststellen en een fibrinogeendeficiëntiestoornis uitsluiten.

Chronische ziekten met verhoogd fibrinogeen moeten optimaal onder controle worden gehouden. Zo is de juiste dosering van medicijnen bij suikerziekte of de inzet van dialyse bij nierfalen van groot belang. Als het fibrinogeen permanent verhoogd is, neemt het risico op hart- en vaatziekten en beroertes toe.