Winterdepressie: definitie

Winter Depressie, de meest voorkomende manifestatie van seizoensgebonden affectieve stoornis (SAD) (synoniemen: seizoensgebonden affectieve stoornis; Seizoensgebonden affectieve stoornis; ICD-10 F32.9: Depressieve episode, niet gespecificeerd), verwijst naar depressieve toestanden die voornamelijk in de winter voorkomen (meest uitgesproken in januari ) en besluit richting de zomer (meestal al in februari).

Winter Depressie wordt tegenwoordig ook wel herfst-winter depressie, omdat dit de werkelijke periode beter beschrijft.

Winter Depressie werd al beschreven door oude artsen. Veel getroffen mensen gaan echter niet naar de dokter, omdat voor hen het lijden mee gaat winter depressie lijkt niet erg genoeg te zijn.

Seizoensgebonden ophoping van de ziekte: voornamelijk in de winter (meest uitgesproken in januari) en achteruitgang naar de zomer (meestal al vanaf februari).

Geslachtsverhouding: vrouwen worden vaker getroffen dan mannen (ongeveer 4: 1).

Frequentiepiek: de ziekte treedt voornamelijk op na de leeftijd van 30 jaar.

Exacte cijfers over de prevalentie van winter depressie zijn alleen beschikbaar voor de VS. Daar wordt een prevalentie van 4-18% geschat. In de afgelopen jaren lijkt het aantal getroffenen te zijn toegenomen. In zuidelijke landen is de prevalentie lager en in Scandinavië significant hoger dan in Duitsland.

Verloop en prognose: met consistent therapie, de prognose van winterdepressie is goed. In het voorjaar voelen patiënten dat hun prestaties en activiteit toenemen, en in de zomer zijn ze symptoomvrij.