Coronavirusvaccin: Valneva

Wat is Valneva voor Covid-vaccin?

Het VLA2001-vaccin van de Franse fabrikant Valneva is een geïnactiveerd vaccin tegen het coronavirus. Het is ontworpen om het menselijke immuunsysteem te trainen in de verdediging tegen het Sars-CoV-2-coronavirus.

VLA2001 bestaat uit (hele) niet-repliceerbare Sars-CoV-2-virusdeeltjes. Deze geïnactiveerde virussen kunnen de ziekte van Covid-19 niet veroorzaken.

Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft op 19 juni 23 een aanbeveling uitgebracht voor het Covid-2022-vaccin. Daarmee is het de zesde beschikbare vertegenwoordiger in de Europese Unie. Valneva kan worden gebruikt voor de eerste vaccinaties van personen van 18 tot 50 jaar. Dit betekent dat een tweede of derde vaccinatie op dit moment (nog) niet wordt aanbevolen.

Geïnactiveerde vaccins bestaan ​​al heel lang. Veelgebruikte vaccins – zoals die tegen polio of TBE – zijn bijvoorbeeld gebaseerd op hetzelfde werkingsmechanisme als Valneva.

Geïnactiveerde geïnactiveerde vaccins hebben één voordeel: het immuunsysteem leert alle herkenningsstructuren (antigenen) van het coronavirus kennen. Dit betekent dat het menselijke immuunsysteem, in tegenstelling tot de eerder goedgekeurde Covid-19-vaccins, niet alleen antilichamen vormt tegen het spike-eiwit, maar ook tegen andere structuren van de buitenste envelop van Sars-CoV-2.

Wat is er bekend over het Valneva-vaccin?

Simpel gezegd is dit geen ‘klassiek (placebogecontroleerd) werkzaamheidsonderzoek’, maar eerder een directe vergelijking met een reeds getest en goedgekeurd coronavirusvaccin.

In dit geval zocht de fabrikant Valneva een vergelijking met Vaxzevria van AstraZeneca. De voorafgaande intensieve veiligheidsbeoordeling vóór – en de veiligheidsgegevens verzameld na – de goedkeuring van Vaxzevria bieden een solide gegevensbasis voor een dergelijke aanpak.

Nog een aspect vanuit puur praktisch oogpunt: inmiddels is de Corona-pandemie al een tijdje aan de gang. Het wordt daardoor steeds lastiger om voor grote werkzaamheidsstudies geschikte onderzoeksdeelnemers te vinden die nog niet gevaccineerd zijn en ook niet besmet zijn met het coronavirus.

In het onderzoek werd gekeken naar de hoeveelheid geproduceerde (neutraliserende) antilichamen en werd de algehele verdraagbaarheid getest.

Typische vaccinreacties waren mild en van voorbijgaande aard. De veiligheid wordt nu na goedkeuring nauw en continu gecontroleerd door de PEI. De antilichaamrespons was vergelijkbaar met die van Vaxzevria. Het vaccin veroorzaakte een vergelijkbare sterke immuunrespons in alle onderzochte leeftijdsgroepen. Middelbare leeftijdsgroepen vanaf 50 jaar zijn echter niet meegenomen, zodat er geen verdere conclusies uit de datasets kunnen worden getrokken.

Welke actieve versterkers (adjuvantia) bevat Valneva?

In tegenstelling tot mRNA- en vectorvaccins zijn geïnactiveerde vaccins afhankelijk van bepaalde (adjuvante) stoffen om een ​​sterke immuunrespons op te wekken. Zonder deze boosters – ook wel adjuvantia genoemd – zijn geïnactiveerde vaccins doorgaans niet voldoende effectief.

Adjuvantia werken als een “waarschuwingssignaal” voor het immuunsysteem van de gevaccineerde. Ze trekken gespecialiseerde immuuncellen naar het gebied van de injectieplaats. Alleen dan wordt de gewenste immuunrespons op de geïnactiveerde virusdeeltjes in voldoende sterkte geïnitieerd.

De volgende adjuvantia maken deel uit van het VLA2001 Valneva-vaccin:

Aluin: Meestal een mengsel van verschillende aluminiumzouten. Vaccinfabrikanten gebruiken aluin al heel lang – bijvoorbeeld in difterie- en tetanusvaccins, maar ook in vele andere. Hoewel het adjuvans al lange tijd wordt gebruikt, is het feitelijke werkingsmechanisme nog niet volledig begrepen. Deskundigen gaan ervan uit dat Alum indirect handelt. Het veroorzaakt een niet-specifieke lokale ontsteking in het gebied van de injectieplaats.

Het gebruik van Aluin gaat gepaard met een zeker risico op complicaties (in zeer zeldzame gevallen) (bijv.: Auto-immuunsyndroom geïnduceerd door adjuvantia, kortweg ASIA). Niettemin gaan deskundigen uit van een duidelijk positieve risico-batenverhouding.

Dit CpG-motief komt vooral voor in het genetisch materiaal van een grote verscheidenheid aan bacteriën en virussen – vandaar de term ‘geconserveerde structuren’. Immuuncellen kunnen deze karakteristieke CpG-motieven herkennen via gespecialiseerde receptoren (Toll-like receptor, TLR9).

Dit versterkt de immuunrespons op het vaccin of op de geïnactiveerde virusdeeltjes. Het CpG-adjuvans is al effectief en draaglijk gebleken bij hepatitis B-vaccinatie (HBV-vaccinatie).

Hoe wordt het Valneva-vaccin geproduceerd?

Eerst amplificeert de vaccinfabrikant de natuurlijke ziekteverwekker Sars-CoV-2 in het laboratorium. Hiervoor worden in het laboratorium zogenaamde CCL81 Vero-cellen gekweekt in een celcultuur. Vero-cellen zelf zijn stamcelachtige cellen die zijn afgeleid van de niercellen van primaten.

Deze cellen zijn nu geïnfecteerd met Sars-CoV-2. De ziekteverwekker vermenigvuldigt zich vervolgens snel in de cel. Op een gegeven moment zijn er voldoende nieuwe virusdeeltjes in de celculturen aanwezig. In een volgende stap worden de Vero-cellen vernietigd (cellyse) en worden de virusdeeltjes “opgevangen”.

Voor dit doel worden de virusdeeltjes door bepaalde zuiveringsprocedures gescheiden van de resterende Vero-celfragmenten.