Bofvaccinatie: proces en effecten

Bofvaccinatie: wanneer wordt het aanbevolen?

De Permanente Commissie voor Vaccinatie (STIKO) van het Robert Koch Instituut beveelt vaccinatie tegen de bof aan voor alle kinderen vanaf elf maanden. Voor de basisimmunisatie zijn twee vaccinaties nodig, dat wil zeggen een volledige, betrouwbare bescherming tegen het bofvirus. Deze moeten binnen de eerste twee levensjaren worden toegediend.

Bij oudere kinderen en jongeren die slechts één keer of helemaal niet tegen de bof zijn ingeënt, dient de bofvaccinatie zo snel mogelijk te worden ingehaald of afgerond.

Bofvaccinatie wordt ook aanbevolen voor werknemers in medische of gemeenschapsomgevingen (bijv. ziekenhuizen, dokterspraktijken, kinderdagverblijven, scholen, vakantiehuizen, vluchtelingenopvangcentra, enz.) als het individu na 1970 geboren is, nooit de bof heeft gehad, en is nooit of slechts één keer tegen de bof ingeënt.

Het bofvaccin

Er bestaat momenteel geen enkel vaccin tegen de bof, maar alleen combinatievaccins, die bovendien beschermen tegen bepaalde andere ziekteverwekkers:

  • Het BMR-vaccin voorkomt infectie met mazelen, bof en rubella.
  • Het MMRV-vaccin beschermt bovendien tegen varicella (waterpokken).

Actieve immunisatie door levend bofvaccin

Het vaccin tegen de bof in de BMR- en BMRV-vaccins bestaat uit verzwakte, levende ziekteverwekkers (verzwakte bofvirussen), dwz het is een levend vaccin (net als de andere inbegrepen vaccins tegen mazelen, rubella en waterpokken).

De verzwakte ziekteverwekkers veroorzaken geen of hooguit milde klachten, maar stimuleren wel het immuunsysteem om specifieke antistoffen tegen de betreffende ziekteverwekker aan te maken. Het duurt gewoonlijk ongeveer tien tot veertien dagen vanaf de injectie van het vaccin voordat een dergelijke reactie optreedt. Dit is dus een actieve vaccinatie – in tegenstelling tot passieve immunisatie, waarbij kant-en-klare antilichamen worden toegediend en de bescherming ervan na korte tijd verdwijnt.

Bofvaccinatie: hoe wordt het uitgevoerd?

De STIKO-experts raden aan dat zuigelingen de bofvaccinatie (meer precies: de BMR- of MMRV-vaccinatie) krijgen volgens het volgende schema:

  • De eerste vaccinatiedosis tussen elf en veertien levensmaanden.
  • De tweede vaccinatiedosis tussen de voltooide 15e en de 23e levensmaand.
  • Tussen de twee vaccinatiedata moet minimaal vier weken zitten.

Oudere kinderen en adolescenten die slechts één bofvaccinatie hebben gekregen (dwz BMR- of MMRV-vaccinatie) moeten de ontbrekende tweede vaccinatiedosis zo snel mogelijk krijgen.

Gezondheidswerkers in onderwijsinstellingen of gemeenschapsinstellingen (inclusief stagiaires) geboren na 1970 die geen (adequate) immuniteit tegen de bof hebben, worden door de deskundigen aanbevolen om:

  • Degenen die nog nooit tegen de bof zijn ingeënt of een onduidelijke vaccinatiestatus hebben, moeten tweemaal een BMR-vaccinatie krijgen met een tussenpoos van minimaal vier weken.
  • Degenen die in het verleden minstens één keer tegen de bof zijn ingeënt, moeten de ontbrekende tweede dosis BMR-vaccin krijgen.

Als iemand al immuun is voor een van de ziekten mazelen, bof, rubella of varicella (MMRV) (bijvoorbeeld omdat hij de ziekte heeft meegemaakt), kan de BMR-vaccinatie of BMRV-vaccinatie alsnog worden toegediend. Het risico op bijwerkingen neemt niet toe.

Hoe lang duurt de bofvaccinatie?

Zodra een persoon de volledige basisimmunisatie heeft gekregen – dat wil zeggen twee BMR(V)-injecties – duurt de vaccinbescherming gewoonlijk een leven lang. Zelfs licht dalende vaccinatietiters (bofantilichamen worden gemeten) hebben volgens de huidige kennis geen invloed op de vaccinatiebescherming. Een boostervaccinatie tegen de bof is daarom niet nodig.

Waar wordt het vaccin geïnjecteerd?

Het vaccin (MMR- of MMRV-vaccin) wordt meestal in de zijkant van de dij geïnjecteerd, soms ook in de bovenarm.

Vaccinatie na blootstelling

Als mensen die niet of slechts één keer tegen de bof zijn ingeënt of hun vaccinatiestatus niet kennen, contact hebben gehad met besmette personen, kan post-expositievaccinatie snel worden toegediend. Dit wordt vaccinatie na blootstelling of profylaxe na blootstelling genoemd (blootstelling = blootstelling aan ziekteverwekkende factoren zoals bofvirussen). Hier gebruiken artsen meestal het BMR-vaccin.

Indien mogelijk dient het drie dagen, maximaal vijf dagen, na (vermoedelijk) contact te worden gegeven. Het kan beschermen tegen een uitbraak van de ziekte en de symptomen verlichten. Bovendien helpt het voorkomen dat de ziekte zich na een uitbraak verder verspreidt, bijvoorbeeld in gemeenschapsverband (behoudens vaccinatie).

Bofvaccinatie: wanneer mag het niet worden gegeven?

In sommige gevallen mogen artsen het bofvaccin niet toedienen:

  • Tijdens de zwangerschap (zie ook opmerkingen hieronder).
  • Bij acute koortsziekte (> 38.5 graden Celsius) (verkoudheid is daarentegen geen contra-indicatie)
  • Bij bekende overgevoeligheid voor bestanddelen van het vaccin

Bofvaccinatie: zwangerschap en borstvoeding

Het bofvaccin is een levend vaccin en mag daarom niet tijdens de zwangerschap worden toegediend. De verzwakte ziekteverwekkers van levende vaccins kunnen mogelijk het ongeboren kind in gevaar brengen.

Na een bofvaccinatie mogen vrouwen een maand lang niet zwanger worden!

Als er echter per ongeluk een vaccinatie is toegediend, is het niet nodig de zwangerschap af te breken. Talrijke onderzoeken naar bofvaccinatie tijdens of kort vóór de zwangerschap hebben geen verhoogd risico op foetale misvormingen aangetoond.

Moeders die borstvoeding geven, kunnen het mazelen-bof-rodehondvaccin krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat moeders de verzwakte vaccinvirussen via de moedermelk kunnen uitscheiden en doorgeven. Het is echter nog niet vastgesteld dat zuigelingen hierdoor ziek worden.

Bof ondanks vaccinatie

Vaccinatie tegen de bof biedt een zeer hoge, maar geen 100 procent bescherming tegen infectie. Daarom kan het onder bepaalde omstandigheden voorkomen dat iemand ondanks de twee vaccinatiedoses bof krijgt. Het ziekteverloop is dan echter doorgaans milder dan bij niet-gevaccineerde personen.

Primaire vaccinatie mislukt

Secundaire vaccinatie mislukt

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat de secundaire vaccinatie mislukt: in dit geval produceert het lichaam aanvankelijk voldoende antilichamen tegen de bof, maar neemt deze vaccinatiebescherming na verloop van tijd te veel af. Op een gegeven moment kan de immuniteit zo laag zijn dat contact met de ziekteverwekkers ondanks vaccinatie tot de bofziekte leidt.

Door de vrij hoge vaccinatiegraad ondervindt de vaccinatiebescherming ook geen natuurlijke “verfrissing” via “wilde” bofvirussen. Daarnaast zijn er subtypes van deze in de natuur voorkomende bofpathogenen waartegen de vaccinatie niet effectief is, vermoeden experts.

Bofvaccinatie: bijwerkingen

De bofvaccinatie – oftewel de BMR- of BMRV-vaccinatie – wordt over het algemeen goed verdragen. Bijwerkingen komen slechts zelden voor.

Lokale reacties op de injectieplaats (roodheid, zwelling, pijn) ontwikkelen zich bij ongeveer vijf op de 100 gevaccineerde mensen binnen de eerste drie dagen. Soms wordt ook zwelling van aangrenzende lymfeklieren waargenomen.

Ook mogelijk zijn milde algemene klachten zoals flauwvallen, verhoging of koorts (bij jonge kinderen mogelijk met koortsstuipen), hoofdpijn of maag-darmklachten. Al deze reacties op de vaccinatie verdwijnen meestal na korte tijd zonder gevolgen.

In zeldzame gevallen treedt tijdelijk een lichte zwelling van de testikels of gewrichtsklachten op als reactie op de vaccinatie. Dit laatste komt het meest waarschijnlijk voor bij adolescenten en volwassenen. Zeer zelden komen allergische reacties of langdurige gewrichtsontstekingen voor.

In enkele geïsoleerde gevallen wereldwijd is ook hersenontsteking waargenomen. Tot nu toe is het echter niet mogelijk geweest om te bewijzen dat dit door de vaccinatie is veroorzaakt.

Als het lichaam met koorts reageert op de bofvaccinatie, kan bij minder dan één op de duizend gevaccineerde zuigelingen en jonge kinderen een koortsstuipen ontstaan. Verdere gevolgen heeft het meestal niet.

Geen autisme door BMR-vaccinatie!

Een paar jaar geleden bracht een Brits onderzoek met twaalf deelnemers de bevolking in beroering. In de studie, gepubliceerd in 1998, werd een mogelijk verband tussen de BMR-vaccinatie en autisme vermoed.

Inmiddels is echter gebleken dat er bewust verkeerde resultaten zijn gepubliceerd – de verantwoordelijke arts en onderzoeker mocht niet meer praktiseren en het gepubliceerde onderzoek werd volledig ingetrokken.

Geen diabetes door bofvaccinatie

In zeldzame gevallen kunnen bofvirussen een ontsteking van de alvleesklier veroorzaken – het orgaan dat de boodschapperstof insuline produceert. Als de klier vervolgens te weinig insuline aanmaakt, ontstaat diabetes.

Hierdoor vreesden sommige mensen dat de verzwakte vaccinvirussen ook het orgaan zouden kunnen ontsteken en zo diabetes zouden kunnen veroorzaken. Tot op heden hebben wetenschappers echter in verschillende onderzoeken geen verband kunnen leggen tussen een bofvaccinatie en diabetes. Zelfs dat de daadwerkelijke ziekte tot diabetes leidt, is nog niet bewezen.