Astrocytoom: typen, behandeling, prognose

Kort overzicht

  • Gradaties: Onder astrocytomen zijn er goedaardige en laagkwaadaardige (WHO-graad 1 en 2) en kwaadaardige (WHO-graad 3) tot zeer kwaadaardige vormen (WHO-graad 4). Goedaardige vormen groeien vaak langzaam of zijn goed afgebakend. Kwaadaardige varianten groeien gewoonlijk snel en komen na de behandeling terug (recidief).
  • Behandeling: Behandelingsopties omvatten chirurgie, bestraling en/of chemotherapie.
  • Oorzaken: De triggers van de onderliggende genetische veranderingen in gliacellen zijn grotendeels onbekend. Vermoedelijk bestaat er een predispositie voor de ontwikkeling van tumoren, omdat bijvoorbeeld erfelijke ziekten zoals neurofibromatose type 1 een verhoogd risico met zich meebrengen. Op dezelfde manier brengt sterke straling een verhoogd risico met zich mee.
  • Diagnose: Naast lichamelijk onderzoek wordt de diagnose gesteld met behulp van echografie, magnetische resonantie beeldvorming (MRI), computertomografie (CT), weefselonderzoek (biopsie) en bloed- en hormoontesten.

Wat is een astrocytoom?

Wat zijn de vormen of gradaties?

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) verdeelt astrocytomen in twee vormen en vier graden van ernst:

1. goedaardige tot laagkwaadaardige (laagkwaadaardige) astrocytomen:

  • WHO-graad 1: Pilocystisch astrocytoom
  • WHO-graad 2: diffuus astrocytoom

Graad 2 Hoogmaligne (kwaadaardige) astrocytomen:

  • WHO-graad 3: Anaplastisch astrocytoom
  • WHO-graad 4: Glioblastoom

Pilocystisch astrocytoom

Dit type tumor is de meest voorkomende hersentumor bij kinderen, maar komt ook voor bij jongvolwassenen. Het groeit meestal in het voorste visuele pad, de hypothalamus of het cerebellum. Het scheidt zich goed af van gezond hersenweefsel en groeit langzaam. Dit type tumor wordt dus als goedaardig beschouwd; het ontwikkelt zich uiterst zelden tot een kwaadaardige tumor.

Diffuus astrocytoom

Er wordt aangenomen dat diffuus astrocytoom een ​​beperkte goedaardige of laaggradige maligniteit heeft, hoewel het vrijwel nooit te genezen is. Het is mogelijk dat het zich in de loop van de tijd ontwikkelt tot het anaplastische type of glioblastoom.

Anaplastisch astrocytoom

glioblastoom

Glioblastoom, het meest voorkomende type astrocytoom, komt voort uit een ander astrocytoom – in welk geval de piekleeftijd van de getroffen personen tussen de 50 en 60 jaar ligt. Of er ontstaat een primair ‘de novo’ glioblastoom. Dit treft vooral oudere mensen in hun zesde tot zevende levensdecennium.

Zie het artikel Glioblastoom voor meer informatie.

Therapie van een astrocytoom

Bij omschreven tumoren wordt soms brachytherapie overwogen. Voor dit doel implanteert de arts kleine radioactieve korrels (zaadjes) in het aangetaste lichaamsgebied. Het voordeel van deze vorm van bestraling is dat deze heel specifiek de tumor raakt en minder gezond weefsel beschadigt.

Naast deze therapeutische maatregelen zijn er nog tal van andere behandelmaatregelen die niet de tumor zelf bestrijden, maar wel de symptomen. Artsen dienen bijvoorbeeld verschillende medicijnen toe tegen hoofdpijn, misselijkheid en braken. Daarnaast maakt professionele psychotherapie doorgaans deel uit van het behandelplan. Sommige patiënten maken gebruik van pastorale zorg.

Meer gedetailleerde informatie over onderzoek en behandeling vindt u in het artikel Hersentumor.

Het verloop van de ziekte en de prognose hangen hoofdzakelijk af van de specifieke vorm van het astrocytoom.

Een astrocytoom met WHO-graad 2 of 3 heeft daarentegen een aanzienlijk slechtere prognose. Astrocytomen van de tweede en derde graad zijn meestal operabel, maar keren vaak terug (recidieven). In sommige gevallen degenereren tumoren van beide vormen kwaadaardig en evolueren ze naar glioblastoom (WHO-graad 4). Dit heeft de slechtste prognose: vijf jaar na de diagnose leeft nog maar vijf procent van de getroffenen.

Wat veroorzaakt een astrocytoom?

Een astrocytoom ontstaat uit zogenaamde astrocyten. Deze cellen vormen het grootste deel van de ondersteunende cellen (gliacellen) in het centrale zenuwstelsel. Ze scheiden het zenuwweefsel af van het hersenoppervlak en de bloedvaten. Net als andere cellen in het lichaam worden astrocyten regelmatig vernieuwd. In sommige gevallen ontstaan ​​er tijdens dit proces fouten die leiden tot ongecontroleerde celgroei en uiteindelijk tot een tumor.

Bovendien komt deze vorm van hersentumor vaker voor bij bepaalde onderliggende ziekten, die meestal erfelijk zijn. Deze omvatten neurofibromatose type I (de ziekte van von Recklinghausen) en type II, tubereuze sclerose (de ziekte van Bournville-Pringle), het Li-Fraumeni-syndroom en het Turcot-syndroom. Deze ziekten zijn zeer zeldzaam en gaan meestal gepaard met typische huidveranderingen.

Wat zijn typische symptomen?

Snelgroeiende tumoren verplaatsen niet alleen individuele hersenstructuren, maar verhogen ook de intracraniale druk. Als gevolg hiervan hebben de getroffenen meestal hoofdpijn en last van misselijkheid en braken. In principe veroorzaakt een astrocytoom vergelijkbare symptomen als andere hersentumoren.

Voor meer informatie over symptomen van een hersentumor, lees het artikel Hersentumor – Symptomen.

Diagnose van een astrocytoom

De belangrijkste diagnostische procedure voor astrocytoom is magnetische resonantie beeldvorming (MRI) – een beeldvormingstechniek die gebruik maakt van magnetische velden en elektromagnetische golven om nauwkeurige dwarsdoorsnedebeelden van de binnenkant van het lichaam te produceren. Getroffen personen krijgen vóór het onderzoek vaak een contrastmiddel in een ader geïnjecteerd. Astrocytomen absorberen het contrastmiddel in verschillende mate.

Als MRI om verschillende redenen niet mogelijk is, gebruikt de arts computertomografie (CT) als alternatief.

Bij een astrocytoom van WHO-graad 2 of hoger neemt de arts een weefselmonster af en onderzoekt dit in het laboratorium. In individuele gevallen zijn verdere onderzoeken aangewezen. In sommige gevallen neemt en analyseert de arts bijvoorbeeld ook hersenvocht (CSF-diagnostiek) of voert hij een meting uit van de elektrische hersengolven (EEG).

Kan astrocytoom worden voorkomen?