Scheenbeenhoofdbreuk (scheenbeenhoofdbreuk)

Scheenbeenkopfractuur: beschrijving

Bij een tibiaplateaufractuur is de kop van het scheenbeen gebroken. Vaak is ook het kniegewricht betrokken. Tibiale plateaufracturen zijn verantwoordelijk voor ongeveer één tot twee procent van alle fracturen.

Omdat de beenas enigszins O-botvormig is uitgelijnd en het buitenste bot een dunnere botstructuur heeft, komen fracturen aan de buitenzijde van het scheenbeen vaker voor. Medische professionals noemen deze fractuur ook wel een laterale tibiale plateaufractuur. Minder gebruikelijk is de mediale tibiale plateaufractuur (tibiaplateaufractuur gelegen in de richting van het midden van het lichaam).

Er zijn drie verschillende vormen van tibiale plateaufracturen volgens de AO-classificatie (AO = Arbeitsgemeinschaft für Osteosynthesefragen):

  • A-fracturen: fracturen waarbij het gewricht niet is aangetast (avulsie van de benige ligamenten)
  • B-fracturen: fracturen waarbij het gewricht gedeeltelijk is aangetast, zoals splijtfracturen, inkepingsfracturen (indrukfracturen) en indruksplijtfracturen
  • C-fracturen: volledige gewrichtsfracturen

De typische symptomen van een tibiaplateaufractuur zijn pijn en zwelling in het knie- en onderbeengebied. Een kniegewrichtseffusie komt vrijwel altijd ook voor. Dit is wanneer bloed zich ophoopt in het gewrichtskapsel. In technische terminologie wordt dit hemartrose genoemd. Door de pijn kan de getroffen persoon het kniegewricht niet meer goed bewegen.

Vaak raken de kruisbanden en de collaterale ligamenten ook gewond bij een tibiaplateaufractuur. De meniscus kan ook aangetast zijn. Als er meerdere botbreuken zijn opgetreden of als er sprake is van een verbrijzelde fractuur, is er altijd kans op het compartimentsyndroom van het onderbeen. In dit geval neemt de weefseldruk toe als gevolg van zwelling en bloedophoping, waardoor zenuwen, spieren en bloedvaten in een fascia bekneld raken. Als het weefsel permanent beschadigd is, kunnen klauwtenen het gevolg zijn.

Tibiale plateaufractuur: oorzaken en risicofactoren

Bij jongere patiënten komt vaak een gespleten fractuur voor, die eventueel gepaard gaat met een inkepingsfractuur (indrukfractuur). Bij oudere patiënten leidt osteoporose (botverlies) vaak tot een tibiaplateaufractuur. Dan ontwikkelen zich meestal inkepingsfracturen.

Ligamentblessures in dit gebied worden veroorzaakt door rotatie- en schuifspanningen. In ongeveer 63 procent van de gevallen komen ook meniscus- en kruisbandletsels voor.

Tibiale plateaufractuur: onderzoeken en diagnose

De verantwoordelijke specialist voor een tibiaplateaufractuur is een arts in de orthopedie en traumachirurgie. Hij zal u eerst vragen hoe het ongeval precies is gebeurd en wat uw medische voorgeschiedenis is (anamnese). Mogelijke vragen zijn:

  • Wat is er precies gebeurd bij het ongeval?
  • Heb je pijn?
  • Kunt u uw been nog bewegen of uw knie buigen?
  • Waren er eerder klachten zoals pijn en bewegingsbeperking?

Tibiale plateaufractuur: beeldvormend onderzoek

Voor verdere diagnose van een tibiaplateaufractuur worden röntgenfoto's gemaakt. Hierbij worden röntgenfoto's gemaakt van het been vanaf de zijkant en vanaf de voorkant.

Een computertomografie (CT)-scan helpt bij het plannen van de operatie die gewoonlijk nodig is. Bij moeilijke knieblessures kan magnetische resonantie beeldvorming (MRI) nuttig zijn. Dit maakt een nauwkeurigere beoordeling van eventuele meniscus- of ligamentletsels mogelijk.

Tibiale plateaufractuur: behandeling

Een tibiaplateaufractuur wordt aanvankelijk geïmmobiliseerd in een gipsspalk of een klittenbandspalk om de druk op het been te verlichten en de zwelling te laten afnemen. Naarmate deze vordert, wordt een dergelijke fractuur zelden conservatief behandeld. In de meeste gevallen is een operatie nodig.

Tibiale plateaufractuur: conservatieve behandeling

Nadat de eerste fase is overwonnen, wordt het kniegewricht meestal passief doorbewogen met een gemotoriseerde spalk. Het been kan met wandelstokken en een klittenbandspalk ongeveer zes tot acht weken lang met een gewicht van 10 tot 15 kilogram worden belast. Na nog eens zes tot acht weken kan de belasting langzaam worden verhoogd tot de helft van het lichaamsgewicht.

Tibiale plateaufractuur: chirurgische behandeling

Alle andere gevallen van tibiaplateaufractuur worden gewoonlijk operatief behandeld. Het doel van de behandeling is om het gewrichtsoppervlak te herstellen en zo vroeg mogelijk met oefeningen te beginnen. De chirurg schroeft eenvoudige gespleten fracturen. Hij vult het beschadigde gewrichtsoppervlak – hetzij met het eigen botmateriaal van de patiënt (van de iliacale top) of met synthetisch geproduceerd botvervangingsmateriaal zoals calciumfosfaat of hydroxyapatiet.

Na de operatie wordt het kniegewricht regelmatig passief bewogen met behulp van een gemotoriseerde spalk. Het been moet dan ongeveer zes tot twaalf weken worden ontlast.

Tibiale plateaufractuur: verloop van de ziekte en prognose

Het genezingsproces voor een tibiaplateaufractuur varieert. Het wordt gecontroleerd door de arts met regelmatige röntgencontroles. Bij conservatieve behandeling duurt het gemiddeld acht tot tien weken voordat de fractuur is genezen. Als de tibiaplateaufractuur enigszins verplaatst is, is de langetermijnprognose meestal zeer goed. Als een tibiaplateaufractuur wordt geopereerd, hangt de prognose ook af van de leeftijd van de patiënt en bestaande reeds bestaande aandoeningen zoals gewrichtsslijtage (artrose) en botverlies (osteoporose).

Tibiale plateaufractuur: complicaties

Als de ligamenten betrokken zijn bij de tibiale plateaufractuur of als het een verbrijzelde fractuur betreft, bestaat er altijd een risico dat ook de slagader van de arteria poplitea (A. poplitea) gewond is geraakt. De zenuwen zijn daarentegen zelden betrokken.

Andere mogelijke complicaties zijn wondgenezingsstoornissen. Deze komen vaak voor als de operatie te vroeg wordt uitgevoerd, omdat het scheenbeen alleen is omgeven door een dun omhulsel van zacht weefsel. Bovendien kan er een infectie optreden: Vervolgens moet het kniegewricht worden leeggemaakt en grondig worden gespoeld. Ook als de tibiaplateaufractuur niet geneest (pseudoartrose) kan een infectie de oorzaak zijn.