Sclerotherapie: spataderen en aambeien behandelen

Wat is sclerotherapie?

Sclerotherapie verwijst naar de gerichte sclerotherapie van weefsel, meestal spataderen (spataderen). Dit gebeurt door het injecteren van verschillende scleroserende middelen, die vloeibaar of geschuimd kunnen zijn. Op deze manier veroorzaakt de arts kunstmatig en opzettelijk plaatselijke schade aan de binnenste aderwand (endotheel). Het resultaat van de endotheliale schade is in eerste instantie een ontstekingsreactie, die later leidt tot verkleving en vernauwing van de verharde ader. Uiteindelijk verandert het vat in een bindweefselstreng waardoor het bloed niet langer kan stromen.

Als een patiënt meerdere spataderen heeft, kunnen meerdere sessies nodig zijn om de sclerotherapie te voltooien. Er zijn momenteel twee procedures voor de procedure: schuimsclerotherapie en sclerotherapie met vloeibare sclerosanten.

Sclerotherapie met vloeibare medicatie wordt vooral toegepast bij kleinere stukjes ader of bij korte vaatverwijdingen. Het medicijn dat momenteel in Duitsland voor dit doel is goedgekeurd, is het plaatselijke verdovingsmiddel polidocanol.

Bij schuimsclerotherapie mengt de arts de scleroserende medicatie met een onschadelijke hoeveelheid lucht of een gas zoals kooldioxide. Hierdoor ontstaat een fijn bruisend schuim. Dit is met name geschikt voor langgerekte uitpuilende aderen.

Wanneer wordt sclerotherapie uitgevoerd?

Aderuitstulpingen in de slokdarm (slokdarmvarices, voornamelijk bij levercirrose), aambeien of aderverwijdingen in het scrotum (spataderen) kunnen ook worden behandeld met sclerotherapie. In zeldzame gevallen wordt sclerotherapie ook gebruikt om organen weer op hun plaats te bevestigen door de vorming van bindweefsel.

Wat wordt er gedaan tijdens sclerotherapie?

Voordat de arts aderen kan scleroseren, moet hij of zij verschillende onderzoeken uitvoeren voor een optimale planning van de sclerotherapie. Deze omvatten beeldvorming en functionele tests (bijvoorbeeld plethysmografie van aderocclusie, flebografie, duplex-echografie). Vervolgens informeert hij de patiënt over de procedure en de mogelijke risico's van sclerotherapie. Voor de injectie moet de patiënt gewoonlijk gaan liggen. De arts berekent de dosis afhankelijk van het lichaamsgewicht van de patiënt.

Sclerotherapie met vloeibare medicatie

Schuim sclerotherapie

De procedure van schuimsclerotherapie is hetzelfde als sclerotherapie met pure vloeibare verdoving. Ook hier vult de arts het schuimmengsel in een spuit met een steriele canule. Hij desinfecteert de huid van de patiënt en steekt met de punt van de canule rechtstreeks in de ader. Door een kleine hoeveelheid bloed op te zuigen, controleert de arts de juiste positie van de canule in het vat. Langzaam injecteert hij het medicijn in het vat. De schuimige consistentie verdringt het bloed dat nog in het vat zit en het medicijn bekleedt de binnenwand van het vat. Daar ontvouwt het zijn effect.

Na sclerotherapie

Zodra de arts de benodigde dosis heeft geïnjecteerd, trekt hij voorzichtig de naald uit het vat en drukt een wattenschijfje op de prikplaats. Dit zet hij vast met een strook gips. Nu moet het behandelde been worden samengedrukt. Hiervoor brengt de arts een compressiekous of compressieverband aan.

Wat zijn de risico’s van sclerotherapie?

Hoewel sclerotherapie een van de standaardprocedures is bij de behandeling van pathologisch veranderde bloedvaten, kunnen zich hier ook enkele problemen voordoen. Dit kunnen zijn:

  • Verwonding of punctie van de vaatwand met daaropvolgende bloeding
  • Infecties, mogelijk met de noodzaak van een antibioticabehandeling of een operatie
  • permanente verkleuring van de omliggende huid
  • korstvorming op de prikplaats
  • Wondgenezingsstoornissen
  • Schade aan weefsel (abcessen, celdood)
  • Schade aan zenuwen, zelden ook blijvend
  • allergische reacties of intolerantie voor gebruikte materialen en medicijnen
  • tijdelijke visuele stoornissen (flikkering)
  • migraineaanval (bij patiënten met een voorgeschiedenis van migraine)
  • vorming van bloedstolsels
  • Lymfatische congestie

Helaas ervaart meer dan 50 procent van de patiënten na sclerotherapie de hervorming van spataderen.

Waar moet ik op letten na sclerotherapie?

Na sclerotherapie is het heel normaal dat er op de prikplaats kleine zwellingen met een trekkerig gevoel, blauwe plekken of roodheid van de huid ontstaan. Deze verdwijnen meestal na een paar dagen. In de volgende gevallen dient u echter een arts te raadplegen:

  • bij toenemende, kloppende pijn
  • als het behandelde gebied erg rood, gezwollen of heet wordt
  • bij drukpijn of branderig gevoel van de huid veroorzaakt door verband
  • als er gevoelloosheid of tintelingen in de voet zijn
  • blauwe verkleuring van de tenen
  • bij koorts boven 38° C

Het aangebrachte verband dient door uw arts te worden verwisseld. Verwijder eventuele compressiekousen of bandages alleen in overleg met uw arts.

Lichaamsverzorging na sclerotherapie

Sport na sclerotherapie

Na sclerotherapie moet u lichamelijk actief blijven. Direct na de sclerotherapie ongeveer een half uur op en neer lopen en elke dag lichte lichamelijke inspanning doen (bijvoorbeeld fietsen, wandelen). Vermijd langdurig zitten of staan; kruis ook uw benen niet terwijl u zit. Leg indien mogelijk uw benen vaak omhoog om lymfatische congestie te voorkomen. Bij het liggen worden na sclerotherapie lichte gymnastiekoefeningen aanbevolen: til bijvoorbeeld uw gestrekte been langzaam en gecontroleerd op zonder tegengewicht of trek de toppen van uw voeten richting uw knie.