Lymfocyten: wat de laboratoriumwaarde betekent

Wat zijn lymfocyten?

Lymfocyten zijn een subgroep van witte bloedcellen (leukocyten). Ze omvatten de B-lymfocyten (B-cellen), de T-lymfocyten (T-cellen) en de natural killer-cellen (NK-cellen).

Lymfocyten worden gevormd in de lymfeklieren, de milt, de thymus en het beenmerg. Het merendeel van de cellen blijft daar, zelfs nadat ze zijn gevormd; slechts ongeveer vier procent van de gevormde lymfocyten komt in de bloedbaan terecht.

Wat zijn de functies van lymfocyten?

B-lymfocyten ontwikkelen zich na contact met vreemde stoffen zoals ziekteverwekkers tot zogenaamde plasmacellen en produceren specifieke antilichamen tegen de indringer.

T-lymfocyten en hun subtypen hebben daarentegen andere verdedigingsfuncties.

  • Ze reguleren de reactie van het immuunsysteem op ziekteverwekkers.
  • Ze bestrijden geïnfecteerde of gedegenereerde lichaamscellen (cytotoxische T-cellen, T-killercellen).
  • Ze bevorderen de ontwikkeling van B-cellen.
  • Ze ondersteunen indirect de rijping van antilichamen.

Bovendien zijn T-lymfocyten betrokken bij de overgevoeligheidsreactie bij contactallergieën.

T-lymfocyten worden ook wel geheugencellen genoemd: zodra ze kennis hebben gemaakt met een antigeen (karakteristieke component van een vreemde stof), kunnen ze dit bij hernieuwd contact onmiddellijk identificeren en een snelle specifieke afweerreactie op gang brengen.

Wat zijn atypische lymfocyten?

In de context van verschillende ziekten verandert het uiterlijk (morfologie) van lymfocyten. Ze worden bijvoorbeeld groter of de celkern verandert van vorm. Artsen noemen dergelijke veranderde cellen atypische lymfocyten. Ze worden in het bloed aangetroffen in onder meer:

  • bepaalde vormen van toxoplasmose
  • rubella
  • Leverontsteking (hepatitis)
  • Mononucleosis (Pfeiffersches-klierkoorts, infectie met het Epstein-Barr-virus)
  • Cytomegalovirus (infectie met het cytomegalovirus, CMV)

Lymfocyten: normale waarden

Bij het kleine bloedbeeld wordt alleen het totale aantal leukocyten vermeld. Als de arts echter het percentage lymfocyten en de andere subgroepen van leukocyten wil weten, geeft hij opdracht tot een differentieel bloedonderzoek. Daar wordt het aantal lymfocyten meestal weergegeven als een relatieve waarde, dat wil zeggen als percentage van het totale aantal leukocyten (in procenten). Soms laten laboratoriumresultaten echter ook een absolute waarde zien, namelijk het aantal lymfocyten per nanoliter bloed. Afhankelijk van de leeftijd gelden de volgende standaardwaarden:

relatieve waarde (aandeel van het totale aantal leukocyten)

absolute waarde (aantal lymfocyten per nanoliter)

<2 jaar

40 - 70%

2 – 17 / nl

2 tot 5 jaar

20 - 70%

1.7 – 5.9 / nl

6 tot 16 jaar

20 - 50%

1 – 5.3 / nl

van 17 jaar

20 - 45%

1 – 3.6 / nl

Wanneer zijn de lymfocyten verhoogd?

Verhoogde lymfocytenniveaus worden ook bij volwassenen aangetroffen tijdens de genezingsfase na infecties. Dit geldt met name voor virale infecties zoals bof of mazelen, maar ook voor bacteriële infecties zoals kinkhoest. Chronische infectieziekten zoals tuberculose of syfilis (lues) verhogen ook het aantal lymfocyten.

Het aantal lymfocyten kan echter ook te hoog zijn bij ziekten die niet door een ziekteverwekker worden veroorzaakt. Voorbeelden van dergelijke ziekten zijn:

  • chronische inflammatoire darmziekten zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa
  • vasculaire ontstekingen (vasculitiden), zoals reuzencelarteritis
  • serumziekte (een ernstige allergische reactie van het immuunsysteem)
  • hormonale stoornissen zoals de ziekte van Addison of hyperthyreoïdie

Een bijzonder uitgesproken lymfocytose wordt aangetroffen bij chronische lymfatische leukemie (CLL). Bij deze vorm van bloedkanker stijgen de waarden vaak tot boven de 100,000/ml.

Wanneer zijn de lymfocyten afgenomen?

Als de lymfocyten te laag zijn, wordt dit lymfopenie of lymfocytopenie genoemd. Het komt voor in de volgende gevallen:

  • Stressreacties
  • therapie met corticosteroïden (“cortison”)
  • endogene verhoogde secretie van corticosteroïden
  • na bestralingstherapie
  • systemische lupus erythematosus
  • ziekten van het lymfestelsel, zoals lymfekliertuberculose of non-Hodgkin-lymfoom (een vorm van lymfeklierkanker)