Het actieve ingrediënt | Valproïnezuur

Het actieve ingrediënt

Valproïnezuur en zijn zouten, de valproaten, zijn geneesmiddelen in de groep van anti-epileptica of anticonvulsiva. Het werkingsmechanisme van valproïnezuur wordt niet helemaal begrepen. Het krampstillend effect wordt waarschijnlijk verklaard door een versterking van remmende signalen in de hersenen.

Valproïnezuur kan oraal worden ingenomen of intraveneus worden toegediend. Valproïnezuur vertoont talrijke interacties met andere geneesmiddelen die het effect ervan kunnen verzwakken of versterken. Daarom moet de behandelende arts altijd worden geïnformeerd over het gebruik van anticonvulsiva.

Bovendien kan het gebruik van valproïnezuur gepaard gaan met bijwerkingen. Het is vooral belangrijk op te merken dat valproïnezuur sterk teratogeen wordt, dwz dat het ernstige schade kan toebrengen aan het ongeboren kind tijdens zwangerschap. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd wordt afgeraden valproïnezuur in te nemen. Als het moet worden gebruikt, een effectieve methode van anticonceptiemiddel moet tijdens de behandeling worden gebruikt.

Bijwerkingen

Behandeling met valproïnezuur moet worden gestart en gecontroleerd door een specialist. De dosering is individueel voor elke patiënt en hangt af van leeftijd en andere factoren. Valproïnezuur wordt gewoonlijk geleidelijk geïntroduceerd, dwz er wordt met een lagere dosis begonnen.

De dosis hangt er ook van af of er andere anti-epileptica worden gebruikt om de epileptische aandoening te behandelen. Bij langdurige therapie is de gemiddelde dagelijkse dosis valproïnezuur als monotherapie voor volwassenen en adolescenten ongeveer 20 mg valproïnezuur per kg lichaamsgewicht per dag, dwz 1200 tot 2000 mg. De dagelijkse dosis kan worden verdeeld in verschillende individuele doses.

De tabletten dienen een uur voor de maaltijd met voldoende vloeistof te worden ingenomen. De effectiviteit van valproïnezuur bij de behandeling van epilepsie is nauwelijks gerelateerd aan de concentratie van het medicijn in de bloed. Desalniettemin kan het niveau van het medicijn worden bepaald, bijvoorbeeld om de individuele dosering van de patiënt aan te passen of om de therapietrouw van de patiënt te controleren, dwz de juiste inname van het medicijn.

Het referentiebereik voor valproïnezuur ligt tussen de 50 en 100 microgram per milliliter. Patiënten die optimaal zijn afgesteld volgens de spiegel kunnen ook epileptische aanvallen krijgen, wat de lage significantie van deze waarde aantoont. De doorslaggevende factor voor therapie is uiteindelijk de dosis waaronder de patiënt geen aanvallen vertoont.