Diabetestest: hoe het werkt

Hoe werkt een diabetestest?

Zowel diabetes type 1 als diabetes type 2 zijn chronische ziekten met soms ernstige gevolgen. Daarom wordt aanbevolen dat zelfs gezonde mensen regelmatig op diabetes worden getest. Dit geldt vooral als er al gevallen van diabetes in de familie zijn geweest. Sommige testprocedures zijn ook geschikt om thuis uit te voeren. Hoewel ze geen definitieve diagnose mogelijk maken, geven ze wel een indicatie voor verder medisch onderzoek.

Diabetes-teststrips

De meeste apotheken verkopen diabetestests voor zelftoediening. Dit is een eenvoudige versie van de urinetest die ook door een arts wordt uitgevoerd. Tijdens het urineren wordt de teststrip kort in de urinestroom gehouden. Als het testveld van kleur verandert, is er suiker in de urine aanwezig.

Er zijn ook striptestapparaten voor thuisgebruik die het bloed onderzoeken. Ze worden ook gebruikt door diabetici die zichzelf regelmatig injecteren met insuline. Hiervoor prikt de patiënt in zijn vingertop en wordt de bloeddruppel die eruit komt onderzocht op het suikergehalte.

Diabetestesten vervangen geen diagnose door een arts!

Bij diabetes raakt de stofwisseling in de war. Dit leidt tot symptomen zoals vaker plassen, hevige dorst, een droge huid, zwakte, vermoeidheid en concentratieproblemen – dit zijn vaak de eerste waarschuwingssignalen. Gevorderde diabetes veroorzaakt ook vasculaire schade, wat mogelijk kan leiden tot hoge bloeddruk. Dit wordt getest en gediagnosticeerd op het kantoor van de dokter.

Diabetesrisicotest

Of de klachten die optreden daadwerkelijk op diabetes duiden, kan eventueel worden verduidelijkt door een online test.

Een vragenlijst van de Duitse Diabetesstichting en de Duitse Diabetesvereniging, de zogenaamde FINDRISK online-vragenlijst, bepaalt het persoonlijke risico op het ontwikkelen van diabetes binnen de komende tien jaar. Er worden vragen gesteld over leeftijd, familiegeschiedenis van diabetes, lichaamsgewicht en dieet, en bepaalde laboratoriumwaarden. Hoewel het geen vervanging is voor een bezoek aan de arts, kunnen er wel in een vroeg stadium belangrijke conclusies uit worden getrokken over hoe het risico op het ontwikkelen van diabetes kan worden verkleind.

Diabetes mellitus: hoe test de arts?

Voor een betrouwbare diagnose van diabetes is een bezoek aan de arts essentieel. De tests worden uitgevoerd door een huisarts of door een specialist in interne geneeskunde en endocrinologie (diabetoloog). Een uitgebreid voorgesprek en algemeen lichamelijk onderzoek vormen de basis van de diagnose. Daarnaast zijn er verschillende speciale examens:

Meting van nuchtere bloedglucose

De bepaling van de nuchtere bloedglucose is vooral belangrijk voor de diagnose van diabetes. Om dit te doen, neemt de arts bloed uit de ader van de patiënt en laat dit testen op suiker. Belangrijk is dat er acht uur vóór de bloedafname, die altijd in de ochtend plaatsvindt, daadwerkelijk geen voedsel wordt genuttigd en dat er hoogstens ongezoete en calorievrije dranken zoals thee of water worden genuttigd.

Bij gezonde personen is de nuchtere bloedglucose lager dan 100 milligram per deciliter (mg/dl). Waarden tussen 100 en 125 mg/dl duiden al op een verstoorde suikerstofwisseling (prediabetes), maar nog niet op diabetes mellitus. Als de nuchtere bloedglucosewaarden die meerdere keren (op verschillende dagen) worden gemeten, hoger zijn dan 125 mg/dl, stelt de arts diabetes mellitus vast.

Een bloedmonster voor de incidentele bloedglucose kan op elk moment van de dag worden afgenomen. Als de waarde herhaaldelijk (minstens twee keer) boven de 200 mg/dl ligt en de patiënt de typische symptomen van diabetes heeft, is er sprake van diabetes mellitus.

Orale glucosetolerantietest

De orale glucosetolerantietest (oGTT) is een diabetestest die de prestaties van het glucosemetabolisme nauwkeuriger beoordeelt. Het is geen routinetest, maar wordt gebruikt als de diagnose onduidelijk is, maar er een vermoeden bestaat van een verstoord glucosemetabolisme.

Tijdens de zwangerschap regelen artsen routinematig de test om zwangerschapsdiabetes op tijd te detecteren. Als diabetes mellitus echter al bekend is, gebruiken ze de test niet om te voorkomen dat de bloedsuikerspiegel gevaarlijk stijgt.

De oGTT verloopt als volgt: De patiënt eet eerst drie dagen veel koolhydraten (minimaal 150 gram per dag) en neemt daarna 12 uur niets. Vervolgens wordt er bloed afgenomen en wordt de nuchtere bloedglucose bepaald.

Als de bloedglucosewaarde na twee uur op of boven de 200 mg/dl ligt, luidt de diagnose ‘diabetes mellitus’. Waarden tussen 140 en 200 mg/dl duiden op een zogenaamde verminderde glucosetolerantie, dwz een voorstadium van diabetes (“prediabetes”) met reeds verminderde glucosebenutting.

Diabetes-urinetest

Ook een urineonderzoek behoort tot de standaardtesten voor diabetes. Normaal gesproken zit er geen of nauwelijks suiker in de urine, omdat de nieren dit vasthouden (reabsorberen) bij het filteren van het bloed. Als de bloedglucosespiegel echter aanzienlijk verhoogd is, is het vermogen van de nieren om de glucose opnieuw te absorberen niet langer voldoende. De urine bevat daardoor glucose en het testveld op de diabetesteststrip verandert van kleur.

Als de arts de urine in een laboratorium laat onderzoeken, is het mogelijk om aanvullende waarden te laten bepalen, bijvoorbeeld het eiwitgehalte in de urine. Als een suikerziekte die al enige tijd niet is vastgesteld de nieren al heeft beschadigd (diabetische nefropathie), is deze vaak verhoogd.

HbA1c-waarde

De zogenaamde HbA1c-waarde is dat deel van het rode bloedpigment hemoglobine dat een binding heeft gevormd met suikermoleculen in het bloed – het zogenaamde glycohemoglobine A. Bij gezonde mensen met permanent normale bloedglucosewaarden ligt het aandeel HbA1c lager dan 5.7 procent. Als de bloedglucosewaarden echter gefaseerd of permanent worden verhoogd, neemt ook het HbA1c-percentage toe. Bij diabetici bedraagt ​​de HbA1c-waarde minimaal 6.5 procent.

Antilichaamtest voor diabetes type 1

Voor de diagnose van diabetes type 1 is ook de detectie van antilichamen tegen de bètacellen (antilichamen tegen eilandcellen) of tegen insuline (insuline-antilichamen) nuttig. Deze auto-antilichamen worden bij veel getroffen personen in het bloed aangetroffen, lang voordat de eerste symptomen optreden.

Een antilichaamtest kan ook worden gebruikt om onderscheid te maken tussen type 1- en type 2-diabetes, bijvoorbeeld als type 2 ongewoon voorkomt bij jongeren.