Depersonalisatie: frequentie, symptomen, therapie

Depersonalisatie: beschrijving

Depersonalisatie beschrijft een vervreemding van de eigen persoon. Betrokkenen hebben een verstoord zelfbeeld en voelen zich vervreemd van zichzelf. Bij derealisatie daarentegen worden de getroffenen geplaagd door de indruk dat hun omgeving niet reëel is. Depersonalisatie en derealisatie komen vaak samen voor en worden daarom het depersonalisatie- en derealisatiesyndroom genoemd of gecombineerd onder de term depersonalisatie.

Bijna iedereen ervaart dergelijke symptomen in milde vorm en gedurende een beperkte tijd in het leven. Depersonalisatiestoornis betekent echter dat de getroffenen er gedurende een lange periode of in terugkerende episoden last van hebben.

Depersonalisatie is een stoornis waar tot nu toe weinig onderzoek naar is gedaan. In veel gevallen wordt dit over het hoofd gezien. Soms verschuilt het zich achter een andere psychische stoornis, soms durven getroffenen met deze klachten niet naar de dokter te gaan omdat ze bang zijn dat de dokter ze niet serieus zal nemen of zal denken dat ze gek zijn.

Depersonalisatie: wie wordt getroffen?

Depersonalisatie: symptomen

Depersonalisatie en derealisatie kunnen in verschillende gradaties van ernst voorkomen. Een milde vorm van depersonalisatie kan ook in het dagelijks leven worden waargenomen wanneer mensen onder extreme stress staan ​​of na alcoholmisbruik. Deze veranderde perceptie als gevolg van uitputting is echter slechts van korte duur en hoeft niet te worden behandeld.

Verminderde perceptie van pijn

Levensbedreigende situaties die het lichaam onder zware druk zetten, kunnen langdurige depersonalisatiesymptomen veroorzaken. In psychologisch stressvolle of pijnlijke situaties vermindert depersonalisatie de perceptie van pijn. Het is dus een beschermingsmechanisme van de psyche tegen sterk onaangename sensaties.

Vervreemding en onwerkelijke realiteit

De getroffenen zien vaak niet alleen zichzelf anders, maar ook hun omgeving. Deze perceptie is zo onwerkelijk dat mensen het moeilijk vinden om het onder woorden te brengen. Ze beschrijven hun zicht vaak als wazig of als in een droom. Mensen kunnen levenloos lijken, objecten kunnen groter of kleiner worden waargenomen en geluiden kunnen vervormd worden gehoord.

Geautomatiseerde acties

Ze beschouwen zichzelf niet als de persoon die activiteiten uitvoert. Hoewel ze zich bewust zijn van hun daden, is het alsof ze naast zichzelf staan ​​en zichzelf observeren. Omdat de getroffenen geen innerlijke verbinding hebben met hun acties, beschouwen ze deze als buitenaards en geautomatiseerd.

Emotionele leegte

Depersonalisatie gaat vaak gepaard met een gevoel van innerlijke leegte. De getroffenen reageren niet op emotionele gebeurtenissen. Ze tonen geen vreugde, verdriet of woede. Ze komen daardoor vaak koel en afwezig over. Deze symptomen lijken sterk op die van een depressieve stemming en zijn niet gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Depersonalisatie kan ook optreden als een symptoom van depressie. Omgekeerd kan depressie ook optreden als gevolg van depersonalisatiesymptomen.

Geheugenproblemen

Relatie met de werkelijkheid

In tegenstelling tot mensen met een psychose weten mensen met het depersonalisatiesyndroom dat de veranderde perceptie ontstaat door hun ziekte. Mensen met psychotische toestanden zijn er daarentegen van overtuigd dat hun kijk op de wereld reëel is. Ze geloven bijvoorbeeld dat andere mensen hun gedachten en gevoelens kunnen manipuleren. Mensen met depersonalisatiesymptomen erkennen dat het niet de wereld is die veranderd is, maar dat er iets mis is met hun perceptie. Deze kennis vergroot het lijdensniveau en veroorzaakt angst bij de getroffenen.

Piekeren en angst

De angst om gek te worden is een veelvoorkomend gevolg van depersonalisatie en derealisatie. Symptomen van onthechting van zichzelf en hun omgeving zorgen ervoor dat mensen zich diep onzeker voelen. Angst, dwanghandelingen en depressie gaan ook vaak hand in hand met depersonalisatie. Veel mensen praten niet over hun problemen, uit angst niet serieus genomen te worden.

Depersonalisatie: oorzaken en risicofactoren

Experts schrijven de ontwikkeling van depersonalisatie en derealisatie toe aan de interactie van verschillende factoren. Aangenomen wordt dat predispositie van invloed is op het al dan niet optreden van de psychische stoornis. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen voor een erfelijke component.

Directe triggers van depersonalisatie

Stress speelt een centrale rol als concrete trigger voor depersonalisatie. Vooral traumatische ervaringen kunnen depersonalisatie veroorzaken. Ernstige ziekten, ongelukken of zelfs professionele en ernstige interpersoonlijke crises kunnen het begin zijn van depersonalisatie. In ondraaglijke situaties kunnen mensen innerlijk afstand nemen van zichzelf en de gebeurtenis. Deskundigen gaan ervan uit dat deze reactie een beschermend mechanisme is wanneer andere coping-strategieën niet voldoende zijn. De getroffenen zijn dan alleen fysiek aanwezig, maar niet in hun gedachten. Depersonalisatie wordt vaak omschreven als de stilte na de storm. Pas als de stress afneemt, verschijnen de symptomen van depersonalisatie.

Vroege verwaarlozing

Onderzoekers hebben ontdekt dat vooral emotionele verwaarlozing in de kindertijd depersonalisatie bevordert. De getroffenen kregen te weinig aandacht van hun ouders, werden vernederd of werden niet opgemerkt. Het gebrek aan steun vanuit de sociale omgeving kan leiden tot ongunstige copingstrategieën. De eerste symptomen van vervreemding van zichzelf en de omgeving kunnen al in de kindertijd optreden. De ernst van depersonalisatie hangt af van de intensiteit en duur van de negatieve ervaringen.

Mensen die hun fysieke en mentale gezondheid verwaarlozen, kunnen depersonalisatiesymptomen ervaren. Depersonalisatie kan ook het gevolg zijn van illegaal drugsgebruik of alcoholintoxicatie. Onvoldoende slaap en onvoldoende hydratatie kunnen ook symptomen van depersonalisatie veroorzaken of bestaande symptomen verergeren.

Depersonalisatie: onderzoeken en diagnose

Het eerste aanspreekpunt is uw huisarts. Hij of zij zal een lichamelijk onderzoek uitvoeren als er een vermoeden bestaat van het depersonalisatiesyndroom. Depersonalisatie kan namelijk ook optreden als gevolg van lichamelijke ziekten, zoals epilepsie of migraine. De arts moet ook de mogelijkheid uitsluiten dat de symptomen optreden als bijwerking van medicijnen of als gevolg van ontwenning. Drugs kunnen ook gevoelens van vervreemding veroorzaken. De huisarts verwijst de patiënt door naar een specialist voor een nauwkeurige diagnose en behandeling.

Om depersonalisatie te diagnosticeren, zal een psychiater of psychotherapeut een gedetailleerd interview met de patiënt afnemen. Met behulp van klinische vragenlijsten kan de arts of therapeut vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van depersonalisatie of dat er sprake is van andere psychische stoornissen.

De arts of therapeut kan de volgende vragen stellen om depersonalisatiestoornis te diagnosticeren:

  • Heb jij soms de indruk dat je van buitenaf naar jezelf kijkt?
  • Lijkt uw omgeving u soms onwerkelijk?
  • Heeft u soms het gevoel dat andere mensen of voorwerpen niet echt zijn?

Volgens de Internationale Classificatie van Mentale Stoornissen (ICD-10) vereist de diagnose van depersonalisatie en derealisatiesyndroom op zijn minst depersonalisatie of derealisatie:

  • Depersonalisatiesyndroom: getroffenen ervaren hun gevoelens en ervaringen als vreemd, los van zichzelf, ver weg, verloren of als eigendom van iemand anders. Ze klagen ook over het gevoel ‘hier niet echt te zijn’
  • Derealisatiesyndroom: getroffenen ervaren hun omgeving, objecten of andere mensen als onwerkelijk, afstandelijk, kunstmatig, kleurloos of levenloos.

Bovendien moeten de getroffenen zich ervan bewust zijn dat de veranderde perceptie niet van buitenaf wordt gegenereerd, maar voortkomt uit hun eigen gedachten.

Depersonalisatie: behandeling

Angst verminderen

Aan het begin van de therapie legt de therapeut de psychische stoornis gedetailleerd uit aan de patiënt (psycho-educatie). De patiënt ervaart dat zijn lijden serieus wordt genomen en dat zijn vertekende perceptie geen teken is van ‘waanzin’ maar onderdeel is van een ziekte. De patiënt leert negatieve en catastrofale gedachten in twijfel te trekken en deze te vervangen door realistische beoordelingen. Een belangrijk doel van de therapie is het verminderen van angstgevoelens en daarmee het psychisch verlichten van de persoon.

Stressmanagement en copingstrategieën

Een ander onderdeel van de therapie is het omgaan met stress. Bij veel patiënten leidt stress tot depersonalisatiesymptomen. Ze verlaten hun lichaam en nemen daarmee afstand van hun omgeving en de problemen. Dit proces wordt na een tijdje automatisch. Met behulp van een dagboek moet de patiënt noteren welke situaties de symptomen van depersonalisatie veroorzaken. Dit overzicht helpt de getroffene om patronen en processen van de aandoening beter te herkennen.

Als zich symptomen van vervreemding voordoen, kan het bijten in een chilipeper of luid klappen helpen om je terug te brengen naar de realiteit. Afleiding kan ook een nuttige methode zijn. Gesprekken of sportactiviteiten moeten de gedachten terugbrengen naar de realiteit. Afleiding voorkomt ook dat angst zich opbouwt. Door deze en andere strategieën leren patiënten depersonalisatiesymptomen onder controle te houden.

Ontspanningsoefeningen worden niet aanbevolen voor depersonalisatie, omdat te veel rust de symptomen kan veroorzaken. Kalmerende activiteiten, zoals wandelingen, zijn daarom geschikter voor herstel.

Het aanpakken van de oorzaken

In veel gevallen zijn traumatische ervaringen de oorzaak van depersonalisatie. Om met trauma om te kunnen gaan, moet de patiënt eerst leren omgaan met de symptomen. Het is ook belangrijk dat de getroffen persoon zijn emoties tot op zekere hoogte kan waarnemen, uiten en beheersen. Pas na de stabilisatiefase kunnen de traumatische oorzaken worden aangepakt.

Depersonalisatie: verloop van de ziekte en prognose

Als de symptomen ernstig zijn, lijden de getroffenen meestal langdurig aan symptomen van depersonalisatie en derealisatie. Met behulp van psychotherapie kunnen ze echter leren de symptomen beter onder controle te houden. De getroffenen kunnen ook een positieve invloed hebben op het verloop van de ziekte door stress te verminderen. De symptomen van depersonalisatie verergeren echter onder psychologische stress.