Epilepsie: definitie, typen, triggers, therapie

Kort overzicht

  • Symptomen: epileptische aanvallen van verschillende ernst, van louter “mentale afwezigheid” (afwezigheid) tot convulsies en daaropvolgende spiertrekkingen met bewusteloosheid (“grand mal”); gelokaliseerde (focale) aanvallen zijn ook mogelijk
  • Behandeling: Meestal met medicijnen (anti-epileptica); indien deze niet voldoende effect hebben, indien nodig een operatie of elektrische stimulatie van het zenuwstelsel (zoals nervus vagus stimulatie).
  • Diagnostiek: Medische geschiedenis (anamnese), idealiter ondersteund door familieleden/metgezellen; elektro-encefalografie (EEG) en beeldvormingsprocedures (MRI, CT), punctie van hersenvocht (CSF) en laboratoriumtests indien nodig.
  • Verloop van de ziekte en prognose: Varieert afhankelijk van het type epilepsie en de onderliggende ziekte; bij ongeveer de helft van de getroffenen blijft het een enkele epileptische aanval.

Wat is epilepsie?

Epileptische aanvallen variëren in ernst. De effecten zijn dienovereenkomstig variabel. Sommige patiënten voelen bijvoorbeeld slechts een lichte spiertrekking of tinteling van de individuele spieren. Anderen zijn er even “uit” (afwezig). In het ergste geval is er sprake van een ongecontroleerde aanval van het hele lichaam en een korte bewusteloosheid.

  • Er vinden ten minste twee epileptische aanvallen plaats met een tussenpoos van meer dan 24 uur. Meestal komen deze aanvallen ‘uit het niets’ (niet-uitgelokte aanvallen). Bij zeldzamere vormen van epilepsie zijn er zeer specifieke triggers, zoals lichtprikkels, geluiden of warm water (reflexaanvallen).
  • Er is sprake van een zogenaamd epilepsiesyndroom, bijvoorbeeld het Lennox-Gastaut-syndroom (LGS). Epilepsiesyndromen worden gediagnosticeerd op basis van bepaalde bevindingen, zoals het type aanval, elektrische hersenactiviteit (EEG), beeldvormingsresultaten en de leeftijd waarop de ziekte begint.

Bovendien komen soms krampen voor bij ernstige stoornissen van de bloedsomloop, vergiftiging (met medicijnen, zware metalen), ontstekingen (zoals meningitis), hersenschudding of stofwisselingsstoornissen.

Frequentie

Over het algemeen bedraagt ​​het risico om in de loop van het leven epilepsie te ontwikkelen momenteel drie tot vier procent; en de trend stijgt omdat het aandeel ouderen in de bevolking toeneemt.

Vormen van epilepsie

Er zijn verschillende vormen en uitingen van epilepsie. De classificaties in de literatuur variëren echter. Een veelgebruikte (grove) classificatie is als volgt:

  • Focale epilepsieën en epilepsiesyndromen: Hier blijven de aanvallen beperkt tot een beperkt deel van de hersenen. De symptomen van de aanval zijn afhankelijk van de functie ervan. Trillingen van de arm (motorische aanval) of visuele veranderingen (visuele aanval) zijn bijvoorbeeld mogelijk. Bovendien beginnen sommige aanvallen focaal, maar verspreiden zich vervolgens naar de hele hersenen. Zo ontwikkelen ze zich tot een gegeneraliseerde aanval.

Epilepsie: wat zijn de symptomen?

De exacte symptomen van epilepsie zijn afhankelijk van de vorm van de ziekte en de ernst van de epileptische aanvallen. De mildste variant van een gegeneraliseerde aanval bestaat bijvoorbeeld uit een korte mentale afwezigheid (absence): de getroffen persoon is er even ‘uit’.

Een andere ernstige vorm van epilepsie is de zogenaamde ‘status epilepticus’: dit is een epileptische aanval die langer dan vijf minuten duurt. Soms is er ook sprake van een reeks van meerdere aanvallen snel achter elkaar, zonder dat de patiënt tussendoor weer volledig bij bewustzijn komt.

Dergelijke situaties zijn noodsituaties die zo snel mogelijk medische behandeling vereisen!

Welke medicijnen worden gebruikt bij epilepsie?

Therapie is niet altijd nodig

Als iemand slechts één epileptische aanval heeft gehad, kan er meestal voorlopig worden gewacht met de behandeling. In sommige gevallen is het voor de getroffenen voldoende om bekende triggers (zoals luide muziek, flikkerende lichten, computerspelletjes) te vermijden en een gezonde levensstijl aan te nemen. Dit omvat onder meer een regelmatige levensstijl, regelmatige en voldoende slaap en het onthouden van alcohol.

In het geval van structurele of metabole epilepsie behandelt de arts eerst de onderliggende ziekte (meningitis, diabetes, leverziekte, enz.). Ook hier is het raadzaam om alle factoren die een epileptische aanval bevorderen te vermijden.

Over het algemeen adviseren medische professionals een behandeling tegen epilepsie uiterlijk na de tweede aanval.

Daarbij houdt hij ook rekening met de bereidheid van de patiënt om zich aan de aanbevelingen van de arts te houden (therapietrouw). Het voorschrijven van medicijnen heeft weinig zin als de patiënt deze niet (regelmatig) gebruikt.

Behandeling met geneesmiddelen

Als anti-epileptica worden verschillende werkzame stoffen gebruikt, bijvoorbeeld levetiracetam of valproïnezuur. De arts weegt per patiënt af welke werkzame stof in het specifieke geval het beste werkt. Het type aanval of de vorm van epilepsie speelt een belangrijke rol. Bovendien houdt de arts rekening met mogelijke bijwerkingen bij het kiezen van het anti-epilepticum en de dosering ervan.

In de regel schrijft de arts slechts één anti-epilepticum (monotherapie) voor epilepsie voor. Als dit medicijn niet het gewenste effect heeft of ernstige bijwerkingen veroorzaakt, is het meestal de moeite waard om na medisch advies over te stappen op een ander preparaat. Soms wordt het beste individuele anti-epilepticum pas na de derde of vierde poging gevonden.

Medicijnen tegen epilepsie worden vaak in de vorm van tabletten, capsules of sap ingenomen. Sommige kunnen ook worden toegediend als injectie, infuus of zetpil.

Anti-epileptica helpen alleen betrouwbaar als ze regelmatig worden gebruikt. Het is daarom van groot belang om de instructies van de arts nauwgezet op te volgen!

Hoe lang moet u anti-epileptica gebruiken?

Bij sommige patiënten keren de epileptische aanvallen daarna terug (soms pas na maanden of jaren). Dan kun je niet meer om de epilepsiemedicatie heen. Andere patiënten blijven permanent aanvalsvrij na het stoppen van de anti-epileptica. Bijvoorbeeld als de oorzaak van de aanvallen (zoals hersenvliesontsteking) inmiddels genezen is.

Stop nooit op eigen houtje met uw epilepsiemedicatie – dit kan levensbedreigende gevolgen hebben!

Chirurgie (epilepsiechirurgie)

Bij sommige patiënten kan epilepsie niet adequaat met medicijnen worden behandeld. Als de aanvallen altijd uit een beperkt gebied van de hersenen komen (focale aanvallen), is het soms mogelijk dit deel van de hersenen operatief te verwijderen (resectie, resectieve chirurgie). In veel gevallen voorkomt dit toekomstige epileptische aanvallen.

Resectieve hersenchirurgie wordt voornamelijk toegepast wanneer de epileptische aanvallen hun oorsprong vinden in de temporale kwab van de hersenen.

Tijdens een callosotomie snijdt de chirurg de zogenaamde staaf (corpus callosum) in de hersenen geheel of gedeeltelijk door. Dit is het verbindingsstuk tussen de rechter- en linkerhersenhelft. Deze procedure kan het aantal valpartijen aanzienlijk verminderen. Er bestaat echter een risico op cognitieve stoornissen als bijwerking. Om deze reden wegen artsen en patiënten vooraf zorgvuldig de voordelen en risico's van callosotomie af.

Stimulatieprocedure

Er worden verschillende procedures gebruikt om epilepsie te behandelen. De meest voorkomende is nervus vagusstimulatie (VNS), waarbij de chirurg een klein apparaatje op batterijen implanteert onder de huid van het linkersleutelbeen van de patiënt. Dit is een soort pacemaker die via een kabel die ook onder de huid loopt, met de linker nervus vagus in de nek is verbonden.

Tijdens de huidige impulsen ervaren sommige patiënten gevoelens van heesheid, hoesten of gevoelens van ongemak (“zoemen in het lichaam”). In sommige gevallen heeft stimulatie van de nervus vagus ook een positief effect op gelijktijdige depressie.

Diepe hersenstimulatie wordt alleen uitgevoerd in gespecialiseerde centra. Tot nu toe is het nog niet op grote schaal gebruikt als methode voor de behandeling van epilepsie. De procedure wordt veel vaker toegepast bij Parkinsonpatiënten.

Behandeling voor status epilepticus

Als iemand een status epilepticus heeft, is het belangrijk om onmiddellijk de spoedarts te bellen – er bestaat levensgevaar!

De arriverende spoedarts dient het kalmeringsmiddel indien nodig ook via een injectie in een ader toe. Vervolgens brengt hij de patiënt snel naar een ziekenhuis. Daar wordt de behandeling voortgezet.

Als de status epilepticus na 30 tot 60 minuten nog steeds niet overgaat, worden veel patiënten verdoofd en kunstmatig beademd.

Epileptische aanval

Een epileptische aanval wordt heel vaak gevolgd door een nafase: hoewel de hersencellen zich niet meer abnormaal ontladen, kunnen er nog wel enkele uren afwijkingen aanwezig zijn. Deze omvatten bijvoorbeeld een aandachtsstoornis, spraakstoornissen, geheugenstoornissen of agressieve toestanden.

Soms zijn mensen echter na een epileptische aanval al na enkele minuten volledig hersteld.

Eerste hulp

Een epileptische aanval komt voor buitenstaanders vaak als verontrustend over. In de meeste gevallen is het echter niet gevaarlijk en eindigt het binnen enkele minuten vanzelf. Als u getuige bent van een epileptische aanval, is het nuttig om deze regels te volgen om de patiënt te helpen:

  • Blijf kalm.
  • Laat de getroffen persoon niet alleen, maar kalmeer hem!
  • Bescherm de patiënt tegen letsel!
  • Houd de patiënt niet vast!

Epilepsie bij kinderen

Epilepsie komt heel vaak voor in de kindertijd of adolescentie. In deze leeftijdsgroep is het een van de meest voorkomende ziekten van het centrale zenuwstelsel. In geïndustrialiseerde landen zoals Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland krijgen jaarlijks ongeveer 50 op de 100,000 kinderen epilepsie.

Over het algemeen is epilepsie bij kinderen in veel gevallen gemakkelijk te behandelen. De zorg van veel ouders dat epilepsie de ontwikkeling van hun kind zal belemmeren, is doorgaans ongegrond.

Alle belangrijke informatie over dit onderwerp kunt u lezen in het artikel Epilepsie bij kinderen.

Epilepsie: oorzaak en risicofactoren

Soms is er helemaal geen verklaring waarom een ​​patiënt epileptische aanvallen krijgt. Er zijn geen aanwijzingen voor de oorzaak, zoals pathologische veranderingen in de hersenen of stofwisselingsstoornissen. Dit is wat artsen idiopathische epilepsie noemen.

Toch is het meestal niet erfelijk. Ouders geven de gevoeligheid voor aanvallen meestal alleen door aan hun kinderen. De ziekte ontwikkelt zich alleen wanneer externe factoren (zoals slaapgebrek of hormonale veranderingen) worden toegevoegd.

Hiertoe behoren bijvoorbeeld epileptische aanvallen als gevolg van aangeboren misvormingen van de hersenen of bij de geboorte opgelopen hersenbeschadiging. Andere mogelijke oorzaken van epilepsie zijn onder meer craniocerebraal trauma, hersentumoren, beroerte, ontsteking van de hersenen (encefalitis) of hersenvliezen (meningitis) en stofwisselingsstoornissen (diabetes, schildklieraandoeningen, enz.).

Onderzoeken en diagnose

Wanneer u voor het eerst een epileptische aanval ervaart, is het raadzaam een ​​arts te raadplegen. Vervolgens onderzoekt hij of zij of er daadwerkelijk sprake is van epilepsie of dat de aanval andere oorzaken heeft. Het eerste aanspreekpunt is meestal de huisarts. Indien nodig zal hij de patiënt doorverwijzen naar een specialist in zenuwaandoeningen (neuroloog).

eerste consult

Soms zijn er foto’s of video-opnamen van de epileptische aanval. Ze zijn vaak erg nuttig voor de arts, vooral als ze zich op het gezicht van de patiënt concentreren. Dit komt omdat het uiterlijk van de ogen belangrijke aanwijzingen geeft voor de symptomen van een aanval en helpt een epileptische aanval te onderscheiden van andere aanvallen.

Examens

Het interview wordt gevolgd door een lichamelijk onderzoek. De arts controleert ook de toestand van het zenuwstelsel met behulp van verschillende tests en onderzoeken (neurologisch onderzoek). Dit omvat een meting van hersengolven (elektro-encefalografie, EEG): soms kan epilepsie worden gedetecteerd door typische curveveranderingen in het EEG. Bij epilepsie is het EEG echter soms ook onopvallend.

Complementair aan de MRI wordt soms een computertomogram van de schedel (CCT) verkregen. Vooral in de acute fase (kort na de aanval) is computertomografie nuttig om bijvoorbeeld hersenbloedingen als aanleiding voor de aanval op te sporen.

Bovendien kan de arts met een fijne holle naald een monster hersenvocht (CSF of lumbaalpunctie) uit het wervelkanaal nemen. De analyse in het laboratorium helpt bijvoorbeeld bij het opsporen of uitsluiten van ontstekingen van de hersenen of hersenvliezen (encefalitis, meningitis) of een hersentumor.

In individuele gevallen zijn verdere onderzoeken nodig, bijvoorbeeld om andere soorten aanvallen uit te sluiten of om het vermoeden van bepaalde onderliggende ziekten op te helderen.

Mensen bij wie de epilepsie wordt veroorzaakt door een onderliggende aandoening, zoals een hersenziekte, lopen een bijzonder risico: het risico op nieuwe aanvallen is bij hen ongeveer twee keer zo hoog als bij patiënten bij wie de epilepsie gebaseerd is op een genetische aanleg of waarvoor geen bekende oorzaak bestaat.

Vermijd aanvallen

Soms worden epileptische aanvallen veroorzaakt door bepaalde triggers. Het is dan raadzaam deze te vermijden. Dit is echter alleen mogelijk als de triggers bekend zijn. Een aanvalskalender helpt: de patiënt noteert de dag, het tijdstip en het type van elke aanval, samen met de huidige medicatie.

Leven met epilepsie

Als de epilepsie met behandeling goed onder controle is, is voor de getroffenen meestal een grotendeels normaal leven mogelijk. Ze moeten echter enkele voorzorgsmaatregelen nemen om gevaarlijke situaties te voorkomen:

  • Gebruik geen elektrische messen of snijmachines.
  • Vermijd baden en neem in plaats daarvan een douche. Ga nooit zwemmen zonder begeleiding. Dood door verdrinking komt onder epileptici ongeveer 20 keer vaker voor dan onder de rest van de bevolking!
  • Kies een laag bed (valsrisico).
  • Zorg voor scherpe randen in huis.
  • Houd een veilige afstand tot wegen en waterlichamen.
  • Sluit jezelf niet op. Gebruik in plaats daarvan een bordje ‘bezet’ op het toilet.
  • Rook niet in bed!

Epilepsiepatiënten die achter het stuur kruipen, ook al zijn ze niet in staat om te rijden, brengen zichzelf en anderen in gevaar! Ze riskeren ook hun verzekeringsdekking.

De meeste beroepen en sporten zijn over het algemeen ook mogelijk voor epileptici – vooral als er dankzij de therapie geen epileptische aanvallen meer optreden. In individuele gevallen zal uw arts u adviseren of het beter is een bepaalde activiteit of sport te vermijden. Hij kan ook speciale voorzorgsmaatregelen aanbevelen.

Sommige medicijnen tegen epilepsie verzwakken de werking van de anticonceptiepil. Omgekeerd kan de pil de werkzaamheid van sommige anti-epileptica verminderen. Het is raadzaam dat meisjes en vrouwen met epilepsie dergelijke interacties met hun arts bespreken. Hij of zij kan een ander anticonceptiemiddel aanbevelen.

Anti-epileptica in hogere doses kunnen de ontwikkeling van het kind verstoren of misvormingen veroorzaken (tot de twaalfde week van de zwangerschap). Bovendien is dit risico groter bij combinatietherapie (meerdere anti-epileptica) dan bij monotherapie (behandeling met één enkel anti-epilepticum).