Immunosuppressie: redenen, proces, gevolgen

Wat is immunosuppressie?

Als het immuunsysteem van het lichaam wordt onderdrukt, zodat het niet meer goed kan functioneren, wordt dit immuunsuppressie genoemd. Afhankelijk van de omvang is de afweer van het lichaam alleen maar verzwakt of zelfs volledig uitgeschakeld. Als je wilt begrijpen waarom immunosuppressie zowel ongewenst als wenselijk kan zijn, moet je eerst begrijpen hoe het immuunsysteem werkt.

Basisprincipes van het immuunsysteem

Met de specifieke immuunafweer is een zeer gerichte strijd tegen ziekteverwekkers mogelijk. Dit omvat de zogenaamde B-lymfocyten – speciale witte bloedcellen die bij het eerste contact ermee specifieke antilichamen kunnen produceren tegen een ziekteverwekker – die karakteristieke eiwitten (antigenen) matchen op het oppervlak van de indringer.

Immunosuppressie als therapie, bijwerking of symptoom

Om auto-immuunziekten te behandelen, induceert men opzettelijk immunosuppressie bij de patiënt om het verkeerd gerichte gedrag van de immuunafweer te beperken. Patiënten krijgen na de transplantatie ook immunosuppressiva. Het doel is om te voorkomen dat het immuunsysteem het vreemde orgaan aanvalt en afstoot.

Bovendien kan immunosuppressie een symptoom zijn van verschillende ziekten. Twee bekende voorbeelden zijn bloedkanker (leukemie) en AIDS. Terwijl bij leukemie het lichaam zelf defecte witte bloedcellen (leukocyten) aanmaakt en daardoor de immuunafweer verzwakt, vernietigt bij AIDS een ziekteverwekker – het HI-virus – bepaalde leukocyten. Het immuunsysteem raakt soms ook verzwakt na grote psychologische of fysieke stress.

Er zijn twee belangrijke toepassingsgebieden voor kunstmatig geïnduceerde immunosuppressie – dwz immunosuppressieve therapie: auto-immuunziekten en orgaantransplantaties. In deze gevallen wordt het immuunsysteem specifiek verzwakt omdat het anders de patiënt zou schaden. De mate van interventie verschilt echter in beide gevallen.

Immunosuppressie na orgaantransplantatie

Hoewel het immuunsysteem in dit geval alleen zijn werk doet, heeft dit levensbedreigende gevolgen voor de patiënt als het niet wordt onderdrukt. Helaas is er na een orgaantransplantatie dan ook geen andere optie dan levenslange immuunsuppressie uit te voeren. Dit betekent dat de patiënt permanent medicijnen moet slikken die de immuunreacties dempen.

Immunosuppressie bij auto-immuunziekten

  • Reumatoïde artritis
  • Bindweefselziekten (collagenosen: dermatomyositis/polymyositis, systemische lupus erythematosus)
  • Vaatontstekingen (vasculitiden)
  • Chronische inflammatoire darmaandoeningen (ziekte van Crohn, colitis ulcerosa)
  • auto-immuun leverontsteking (auto-immuunhepatitis)
  • longfibrose, sarcoïdose
  • multiple sclerose (MS)
  • myasthenia gravis
  • ontsteking van de nierlichaampjes (glomerulonefritis) – een vorm van nierontsteking

Wat moet u doen als u immunosuppressie heeft?

  • Inductiefase: In het begin dient de arts een hoge dosis medicatie toe om zo snel mogelijk hoge concentraties van de werkzame stof in het bloed te bereiken (inductie). Meestal worden hiervoor drie of vier verschillende immunosuppressiva gecombineerd (drievoudige of viervoudige therapie).

De meeste auto-immuunziekten ontwikkelen zich in recidieven. Tijdens een dergelijke ontstekingsepisode is bijzonder krachtig ingrijpen vereist (inductietherapie). In de remissiefasen, waarin de ziekte tot op zekere hoogte ‘slapend’ is, wordt het immuunsysteem meestal gedempt met aanzienlijk lichtere middelen (onderhoudstherapie). Het doel is om een ​​nieuwe ontstekingsepisode te voorkomen of op zijn minst uit te stellen.

Geneesmiddelen voor immunosuppressie (immunosuppressiva)

Calcineurine-remmer

Calcineurine is een enzym dat voorkomt in verschillende lichaamscellen, waaronder bepaalde cellen van het immuunsysteem. Daar is het belangrijk voor signaaloverdracht. Calcineurineremmers voorkomen deze signaaloverdracht en daarmee de activering van het immuunsysteem. Calcineurineremmers die vooral vaak worden gebruikt voor immunosuppressie zijn ciclosporine en tacrolimus.

Remmers van celdeling

Afhankelijk van het doelwit worden celdelingsremmers onderverdeeld in cytostatica (zoals azathioprine, mycofenolzuur = MPA en mycofenolaatmofetil = MMF) en mTOR-remmers (zoals everolimus en sirolimus).

Antilichamen

Voor immunosuppressie worden ook kunstmatig geproduceerde antilichamen gebruikt (bijvoorbeeld infliximab, adalimumab, rituximab). Deze behoren tot de zogenaamde biologische geneesmiddelen – dit zijn biotechnologisch geproduceerde medicijnen.

Omdat biologische geneesmiddelen het immuunsysteem bijzonder sterk remmen, mogen ze in bepaalde situaties (bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap of bij een acute of chronische infectie) niet worden toegediend.

Glucocorticoïden (“cortison”)

Wat zijn de risico’s van immunosuppressie?

Therapeutische immunosuppressie is in zekere zin een catch-22-situatie. Enerzijds moet het immuunsysteem worden onderdrukt omdat het anders schade kan veroorzaken (bijvoorbeeld na orgaantransplantatie). Aan de andere kant heeft ieder mens functionerende verdedigingsmechanismen nodig om zich bijvoorbeeld tegen ziekteverwekkers te kunnen verdedigen. Bovendien hebben de gebruikte medicijnen een breed scala aan bijwerkingen.

Verhoogde gevoeligheid voor infecties en tumoren

Patiënten met langdurige immunosuppressie hebben ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van kanker. Omdat het verzwakte immuunsysteem gedegenereerde cellen niet langer adequaat herkent en vernietigt, ontwikkelen zich vaker kwaadaardige neoplasmata dan bij gezonde mensen. De getroffenen moeten daarom regelmatig worden onderzocht op bepaalde tumoren (tumorscreening).

Toxisch effect op weefsel (toxiciteit)

Schade aan het beenmerg (myelosuppressie).

Het beenmerg wordt ook vaak aangevallen door immunosuppressie. Als gevolg hiervan wordt de vorming van bloedcellen (rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes) verstoord. Mogelijke gevolgen zijn verhoogde gevoeligheid voor infecties, bloedarmoede en verhoogde bloedingsneiging.

Verhoging van het vet- en suikergehalte in het bloed

Een andere bijwerking van veel immunosuppressiva (vooral steroïden) is een verhoogde bloedsuikerspiegel. Er kan zelfs diabetes mellitus ontstaan, die de arts regelmatig moet controleren en behandelen.

Osteoporose en hoge bloeddruk

Gastro-intestinale problemen

Sommige immunosuppressiva worden slecht verdragen door het maag-darmkanaal. Mycofenolaatmofetil of azathioprine kunnen bijvoorbeeld onmiddellijk na inname misselijkheid, braken of diarree veroorzaken. Deze bijwerkingen kunnen een aanzienlijke impact hebben op de levenskwaliteit van een individu. Als dergelijke problemen optreden als gevolg van het gebruik van immunosuppressiva, dient u uw behandelend arts te raadplegen.

Waar moet ik op letten als ik immunosuppressiva gebruik?

Direct na een transplantatie worden immunosuppressiva in hoge doses toegediend. Gedurende deze tijd is het immuunsysteem erg kwetsbaar, dus contact met ziektekiemen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Patiënten met een verse transplantatie worden daarom geïsoleerd en dragen een mondbeschermer. Bezoekers moeten gezond zijn, zelfs een kleine verkoudheid kan een gevaar zijn voor de getransplanteerde persoon.

Zoek onmiddellijk medische hulp als de volgende waarschuwingssignalen kort na een orgaantransplantatie optreden:

  • Koorts of andere tekenen van infectie (zwakte, vermoeidheid, hoesten, branderig gevoel bij het plassen)
  • pijn in het gebied van het getransplanteerde orgaan
  • verminderde of verhoogde urineproductie
  • Gewichtstoename
  • diarree of bloederige ontlasting