Echografietherapie: beschrijving en toepassing

Hoe werkt ultrasone therapie?

De fysiotherapeut brengt eerst een speciale ultrasone gel aan op het te behandelen lichaamsdeel. Hierdoor ontstaat een optimale verbinding tussen de huid en de ultrasone sonde – zelfs kleine luchtlagen tussen de sonde en het lichaamsoppervlak zouden de overdracht van de ultrasone golven verhinderen. Als alternatief kan een ultrasone behandeling ook in een waterbad worden uitgevoerd.

Tijdens de behandeling beweegt de therapeut de transducer over het te behandelen lichaamsgebied. De geluidsgolven worden continu (constant geluid) of pulserend (gepulseerd geluid) door het apparaat uitgezonden. Ze dringen tot vijf centimeter diep door in het weefsel. Een echografiebehandeling resulteert ook in een zogenaamde micromassage.

Een bijzondere vorm van ultrasone therapie is ultrafonoforese, waarbij bijvoorbeeld ontstekingsremmende medicijnen via ultrasone golven in het lichaam worden gebracht.

Wanneer kan echografie nuttig zijn?

De geluidsgolven zijn vooral effectief op plekken waar bijvoorbeeld pezen en botten samenkomen. Botten reflecteren de geluidsgolven sterker dan het omringende weefsel en er ontstaat warmte. Daarom wordt ultrasone therapie vooral toegepast bij de volgende klachten en ziekten:

  • Letsel aan ligamenten, pezen en slijmbeurzen
  • Botwandvorming (periostose)
  • oppervlakkige artrose (gewrichtsslijtage)
  • Vertraagde botgenezing na fracturen
  • Verwondingen aan zacht weefsel als gevolg van ongevallen (kneuzingen, verstuikingen)
  • spinale syndroom (verzamelnaam voor acute of chronische pijn die meestal wordt veroorzaakt door spieren, tussenwervelschijven en/of wervelgewrichten en geassocieerd is met functionele stoornissen in de wervelkolom – mogelijk met betrekking tot de armen en/of benen)
  • Reumatische ziektes
  • chronische ontstekingsziekten

Echotherapie wordt meestal als aanvullende maatregel gebruikt, bijvoorbeeld in combinatie met fysiotherapie.

Voor veel toepassingsgebieden is de effectiviteit van ultrasone therapie nog niet voldoende bewezen. Verdere studies zijn daarom noodzakelijk.

Wat zijn de risico’s van ultrasone therapie?

Hoewel echografie heel gemakkelijk te doseren is, zijn er enkele risico’s. Bij een overdosis kan weefsel afsterven (necrose). Indien u tijdens of na de echografie pijn ervaart, dient u dit onmiddellijk aan uw therapeut te melden.

Wanneer en waar mag ultrasone therapie niet worden uitgevoerd?

  • Acute infecties, infectieziekten en koortsaandoeningen
  • Ontsteking van oppervlakkige aderen met stolselvorming (tromboflebitis)
  • Afsluiting van diepe aderen door een bloedstolsel (flebothombose, ook bekend als diepe veneuze trombose)
  • Pathologisch verhoogde neiging tot bloeden (hemorragische diathese)
  • “rokersbeen” (perifere arteriële occlusieve ziekte) met ernstgraad 3 of 4
  • Huidveranderingen (vooral ontstekingsveranderingen)
  • onverklaarde tumoren
  • bewezen arteriosclerose (“verharding van de slagaders”)

Ook het gebied boven laminectomielittekens (laminectomie = chirurgische verwijdering van delen van de benige wervellichamen) is taboe voor ultrasone therapie. Hetzelfde geldt voor de hartstreek binnen een straal van 30 tot 40 centimeter bij mensen die een pacemaker dragen.

Daarnaast zijn er organen en weefsels die niet met echografie mogen worden behandeld, bijvoorbeeld de testikels en oogbollen. Bij zwangere vrouwen mag ultrasone therapie ook niet in het baarmoedergebied worden uitgevoerd.