Bicarbonaat: wat uw laboratoriumwaarde betekent

Wat is bicarbonaat?

Bicarbonaat is een belangrijk onderdeel van de zogenaamde bicarbonaatbuffer, het belangrijkste buffersysteem in het lichaam. Het zorgt ervoor dat de pH-waarde in het lichaam constant blijft en dat sterke schommelingen snel kunnen worden gecompenseerd. Als basis is bicarbonaat verantwoordelijk voor het in evenwicht brengen van zure stoffen.

Omgeving te zuur

Als zure stoffen zich ophopen als protonen (H+), neemt het bicarbonaat (HCO3) deze op en vormt uiteindelijk via een tussenstap water (H2O) en het lichtzure kooldioxide (CO2) als koolzuur (H2CO3). Via de longen wordt CO2 uit het bloed uitgeademd, waardoor de pH-waarde kan normaliseren.

Omgeving te alkalisch

Als zich te veel basen in het lichaam vormen, komt de bicarbonaatbuffer ook tussenbeide. In dit geval wordt minder CO2 uitgeademd en in plaats daarvan weer omgezet in bicarbonaat en zure stoffen. De pH-waarde daalt.

Wanneer wordt bicarbonaat bepaald?

Omdat bicarbonaat een essentiële bouwsteen is in de bicarbonaatbuffer, wordt het gemeten bij alle ziekten die tot een verandering van de pH-waarde kunnen leiden. In de regel zijn dit ademhalings- of stofwisselingsziekten. Het wordt ook in de lever gebruikt bij de productie van ureum, dus ziekten van dit orgaan verminderen de bicarbonaatconsumptie. De volgende oorzaken kunnen daarom schuilgaan achter gewijzigde bicarbonaatniveaus:

  • Ziekten en functionele aandoeningen van de nier
  • Ziekten en functionele aandoeningen van de lever
  • Ernstige stoornissen in de bloedsomloop
  • Stofwisselingsstoornissen zoals diabetes mellitus

Bicarbonaat niveaus

Om het bicarbonaatgehalte te bepalen, neemt de arts meestal een klein bloedmonster uit een slagader. De volgende normale waarden zijn van toepassing:

Standaard bicarbonaat (HCO3)

22 – 26 mmol/l

De waarden moeten altijd worden beoordeeld in samenhang met de referentiewaarden van het betreffende laboratorium. Daarom zijn afwijkingen mogelijk. Ook leeftijd speelt een rol bij de beoordeling van de gemeten waarde. Vooral pasgeboren baby's hebben een lager bicarbonaatgehalte.

Wanneer is het bicarbonaat te laag?

Bicarbonaat is laag wanneer het lichaam een ​​zogenaamde metabole acidose probeert te bufferen. Dit ontstaat wanneer de pH-waarde te laag is en het bloed daardoor te zuur (acidotisch) is. Als tegenreactie wordt er veel bicarbonaat verbruikt en wordt CO2 steeds meer via de longen uitgeademd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een metabolische ontsporing veroorzaakt door diabetes mellitus. Er zijn echter ook andere mogelijke oorzaken van metabole acidose, zoals een abnormale productie van bicarbonaat in de pancreas of een hoge lactaatconcentratie tijdens zware spierarbeid.

Wanneer is het bicarbonaat te hoog?

Wat te doen als de bicarbonaatniveaus veranderen?

Als bufferstof is bicarbonaat vaak onderhevig aan schommelingen veroorzaakt door het in evenwicht brengen van de pH-waarde door ademhaling. In de regel grijpen ook andere buffersystemen in het lichaam in deze complexe regelmechanismen in, zodat speciale therapie vaak niet nodig is.

Alleen in noodgevallen of bij ernstig zieke patiënten is het lichaam niet meer in staat de pH-balans en het bicarbonaat via de ademhaling te reguleren. De toediening van chloride kan dan de uitscheiding van bicarbonaat verhogen en zo verhoogde waarden verlagen. Omgekeerd kunnen speciale bufferstoffen een verhoging van het bicarbonaat veroorzaken als dit te laag is.