Antisociale persoonlijkheids stoornis

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: beschrijving

Een dissociale persoonlijkheidsstoornis, door deskundigen ook wel antisociale persoonlijkheidsstoornis genoemd, is een ernstige en potentieel gevaarlijke stoornis. Sommige patiënten zijn zo prikkelbaar dat zelfs een klein meningsverschil hen ertoe kan aanzetten een daad van geweld te plegen.

Een dissociale persoonlijkheidsstoornis is al merkbaar in de kindertijd en adolescentie. De getroffen kinderen martelen dieren of pesten hun klasgenoten. Zelfs als volwassenen lijken ze ongevoelig tegenover hun medemensen. Ze zijn niet bang voor de gevolgen van hun vaak onverantwoorde gedrag. Zelfs bestraffing verandert niets aan hun overtuiging dat zij gelijk hebben – integendeel: in hun ogen hebben de slachtoffers van de aanslagen vaak de schuld aan zichzelf. Een extreem laag tot volledig gebrek aan empathie is kenmerkend voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Partnerschappen zijn daarom een ​​ander moeilijk levensgebied voor de getroffenen: in de regel duren de relaties van mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis niet lang.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: frequentie

In de algemene bevolking heeft ongeveer drie tot zeven procent van de mannen en één tot twee procent van de vrouwen een dissociale persoonlijkheidsstoornis. In gevangenissen ligt dit percentage aanzienlijk hoger. Onder de misbruikers in de gevangenis is bijvoorbeeld bij meer dan de helft een dissociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Niet iedereen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis pleegt echter misdaden.

Speciale vorm van psychopathie

Psychopathie is een extreme vorm van een dissociale persoonlijkheidsstoornis. De getroffenen zijn doorgaans erg goed in het verbergen van hun asociale houding: op het eerste gezicht lijken ze bijvoorbeeld vaak charmant en benaderbaar. In werkelijkheid manipuleren ze echter hun omgeving en hebben ze geen schuldgevoelens als ze anderen schade toebrengen of zich onrechtmatig gedragen.

Psychopathie is vaak moeilijk te herkennen, zelfs voor experts. Tot nu toe is het niet mogelijk geweest om het adequaat te behandelen. Bovendien vinden de getroffenen dat zij geen behandeling nodig hebben: zij ervaren hun sociale gedrag niet als verstoord.

Meer over deze bijzonder manipulatieve vorm van een dissociale persoonlijkheidsstoornis kun je lezen in het artikel Psychopathie.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: symptomen

Diagnostische criteria

De diagnose ‘dissociale persoonlijkheidsstoornis’ wordt gesteld volgens de International Classification of Mental Disorders (ICD-10) op basis van de volgende symptomen:

Ten eerste moet aan de algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis worden voldaan. Maar wat is een persoonlijkheidsstoornis? Mensen met een persoonlijkheidsstoornis vertonen karaktereigenschappen en gedragingen die aanzienlijk afwijken van de sociale normen. Getroffenen kunnen hun gedrag niet aanpassen en komen in conflict met hun sociale omgeving.

Persoonlijkheidsstoornissen ontwikkelen zich al in de kindertijd. De volledige symptomen worden meestal duidelijk in de vroege volwassenheid. Het is belangrijk om te onderscheiden of het antisociale gedrag niet het gevolg is van een andere psychische stoornis of hersenbeschadiging.

Aan de andere kant moeten ten minste drie van de volgende kenmerken en gedragingen van toepassing zijn voor de diagnose ‘dissociale persoonlijkheidsstoornis’:

  • De betrokkene gedraagt ​​zich ongevoelig en zonder rekening te houden met de gevoelens van anderen.
  • Ze gedragen zich onverantwoordelijk en negeren sociale normen, regels en verplichtingen.
  • Hij is niet in staat duurzame relaties te onderhouden, hoewel hij het gemakkelijk vindt om deze tot stand te brengen.
  • Hij heeft een lage frustratietolerantie en gedraagt ​​zich snel agressief en gewelddadig.
  • Hij heeft de neiging anderen de schuld te geven of plausibele verklaringen te geven voor zijn asociale gedrag.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: oorzaken en risicofactoren

Een dissociale persoonlijkheidsstoornis ontstaat uit een combinatie van biologische factoren en omgevingsinvloeden. Omdat het al vroeg in het leven begint, hebben ouders als rolmodellen en hun opvoedingsmethoden een aanzienlijke invloed op de verdere ontwikkeling.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: biologische oorzaken

Bij identieke tweelingen komt de dissociale persoonlijkheidsstoornis vaker voor bij beide broers en zussen dan bij twee-eiige tweelingen. Dit suggereert dat het risico op een dissociale persoonlijkheidsstoornis gedeeltelijk erfelijk is.

Ook de neurotransmitters in de hersenen hebben een grote invloed op gedrag. Een laag niveau van het gelukshormoon serotonine wordt bijvoorbeeld vaak geassocieerd met hogere agressie.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: psychosociale oorzaken

Mensen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis maken vaak melding van traumatische ervaringen in hun kindertijd (bijvoorbeeld lichamelijk of psychisch misbruik). Als gevolg van deze ervaringen werden de getroffenen in de loop van de tijd ongevoelig voor geweld.

Bepaalde gezinskenmerken worden ook in verband gebracht met later antisociaal gedrag. Kinderen die weinig genegenheid hebben gekregen of van wie de ouders al antisociaal gedrag vertonen, hebben een grotere kans op het ontwikkelen van een dissociale persoonlijkheidsstoornis. Zelfs als ouders weinig aandacht besteden aan het positieve gedrag van hun kinderen, maar kleine overtredingen buitensporig bestraffen, versterken ze dissociaal gedrag. Kinderen leren dat ze alleen aandacht krijgen als ze zich misdragen. Als ze zich echter goed gedragen, worden ze verwaarloosd.

Veel mensen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis hebben in hun kindertijd ook geen morele waarden geleerd. Ze leerden niet van hun ouders wat goed en wat fout is. Als gevolg hiervan hebben ze geen enkele sociale norm geïnternaliseerd. Zelfs als kinderen gedragen ze zich asociaal en agressief tegenover mensen en dieren. Wanneer ze de puberteit bereiken, beginnen sommigen aan een criminele carrière. Ze stelen, plegen brandstichting of andere overtredingen van de wet.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: onderzoeken en diagnose

Hoewel de stoornis zich vaak in de kindertijd en adolescentie ontwikkelt, wordt de diagnose ‘dissociale persoonlijkheidsstoornis’ doorgaans pas gesteld vanaf de leeftijd van 16 jaar. Dit komt omdat kinderen en adolescenten nog steeds grote veranderingen in hun ontwikkeling ondergaan.

Medische onderzoeken

Om andere oorzaken van het afwijkende gedrag uit te sluiten, zal de arts een aantal medische onderzoeken uitvoeren. Er wordt bloed en urine geanalyseerd om vast te stellen of het gedrag bijvoorbeeld te wijten is aan drugsgebruik. Een computertomografie (CT)-scan kan mogelijke schade aan de hersenen uitsluiten.

Antisociale persoonlijkheidsstoornis: test

Therapeuten en psychiaters gebruiken vragenlijsten zoals het Structured Clinical Interview (SKID) om een ​​dissociale persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren. Het probleem bij het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen is dat de getroffenen vaak weten wat de therapeut van hen wil horen en dienovereenkomstig antwoorden. Om een ​​realistisch beeld van de persoon te krijgen, vragen therapeuten echter vaak ook informatie aan familieleden.

De therapeut of psychiater kan de volgende vragen stellen:

  • Heeft u de indruk dat u snel prikkelbaar bent en snel agressief wordt?
  • Voelt u zich slecht als u andere mensen pijn doet?
  • Vind jij het lastig om langdurige relaties aan te gaan?

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: behandeling

Een dissociale persoonlijkheidsstoornis is moeilijk te behandelen. Er zijn geen medicijnen waarvan is aangetoond dat ze bijzonder effectief zijn bij de dissociale persoonlijkheidsstoornis. Niettemin schrijven artsen antidepressiva en stemmingsstabilisatoren voor, die in sommige gevallen bijdragen aan een verbetering van de symptomen.

Als onderdeel van cognitieve gedragstherapie probeert de therapeut de patiënt te leren zich in te leven in andere mensen. Als ze hiervoor echter niet over de basisvoorwaarden beschikken, zullen ze er niet in slagen hun perspectief te veranderen. In deze gevallen kan er aan worden gewerkt om mensen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis te helpen hun gedrag beter te leren beheersen. Dit houdt ook in dat ze tijdens de therapie strategieën verwerven die hen helpen meer grip te krijgen op impulsieve en agressieve reacties.

Het R&R-programma (Reasoning Rehabilitation Program) heeft tot doel de zelfbeheersing, sociale vaardigheden en het probleemoplossend vermogen te verbeteren, waarden te ontwikkelen en verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen handelen.

Dissociale persoonlijkheidsstoornis: verloop van de ziekte en prognose

Deskundigen zijn van mening dat de beste kansen op succes bestaan ​​als dissociaal gedrag in de kindertijd wordt ontdekt en behandeld. Het is veel moeilijker om op volwassen leeftijd een positieve invloed uit te oefenen op een volwaardige dissociale persoonlijkheidsstoornis. De eerste vooruitgang bij de behandeling van een dissociale persoonlijkheidsstoornis is geboekt met behulp van een methode waarbij de therapeut de patiënt leert dat hij zijn potentieel beter kan benutten door zijn gedrag te veranderen.

Over het geheel genomen loopt het leven van mensen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis vaak slecht af: velen van hen belanden herhaaldelijk in de gevangenis. Pas op middelbare leeftijd neemt de neiging tot asociaal gedrag en criminaliteit af. Daarnaast zijn mensen met een dissociale persoonlijkheidsstoornis vaker slachtoffer van geweld. En ze plegen vaker zelfmoord.