Wat zijn de vereisten voor de oogtest?
Aanvragers van een rijbewijs moeten hun goede gezichtsvermogen laten certificeren door een officieel oogtestcentrum. Zo’n oogtestcentrum moet over bepaalde kwalificaties en examenapparatuur beschikken. Onderstaande kunt u herkennen als oogtestcentrum
- Oogartsen,
- opticiens,
- artsen op de afdeling volksgezondheid en
- degenen met de aanvullende titel arbeidsgeneeskunde.
Als een kandidaat voor een rijbewijs nog geen visueel hulpmiddel heeft, maar wel een te grote afwijking in de gezichtsscherpte heeft, heeft hij of zij ter compensatie een bril of contactlenzen nodig. Als iemand een dergelijk visueel hulpmiddel nodig heeft om perfect zicht in het wegverkeer te garanderen, wordt dit aangegeven door een overeenkomstige opmerking op het rijbewijs.
Het is mogelijk de oogtest te herhalen met een visueel hulpmiddel of een verbeterd visueel hulpmiddel als uit de eerste test onvoldoende visuele prestaties naar voren kwamen.
Als een patiënt een oog verliest, mag hij drie maanden niet autorijden, zodat hij eerst kan wennen aan zijn beperkte gezichtsveld. Na deze periode mag de patiënt weer autorijden, op voorwaarde dat het overgebleven oog een gezichtsscherpte heeft van minimaal 50 procent (oogtest door een oogarts vereist).
Procedure oogtest
Als u uw gezichtsvermogen wilt laten vaststellen, heeft u uw identiteitskaart of paspoort nodig. Vervolgens controleert de opticien of arts de gezichtsscherpte in een gestandaardiseerde oogtest met behulp van Landolt-ringen. Het testresultaat wordt schriftelijk vastgelegd.
Oogtest: vrachtwagen- en busrijbewijzen en “P”-rijbewijzen
- van het gezichtsveld,
- van ruimtelijke visie,
- van contrast of schemerzicht en
- van kleurenzien.
Voor bus-, vrachtwagen- en P-rijbewijs gelden de volgende minimale gezichtsscherptewaarden:
- bij medisch onderzoek: 0.8 voor elk oog en 1.0 voor beide ogen
- bij aanvullend oogheelkundig onderzoek: 0.8 met beide ogen of aan het betere oog; 0.5 bij het slechtste oog