Wat is de trombinetijd?
Trombinetijd is een laboratoriumwaarde die een deel van de bloedstolling controleert. Het wordt gedefinieerd als de tijd die nodig is om fibrinogeen in fibrine om te zetten.
Wanneer een bloedvat gewond raakt, probeert het lichaam de opgetreden bloeding te stoppen. Hemostase, ook wel primaire hemostase genoemd, is de eerste stap in dit proces: speciale boodschapperstoffen (mediatoren) activeren de bloedplaatjes (trombocyten), die ter plekke een prop vormen en zo het lek afdichten.
Dit stolsel is echter nog steeds behoorlijk onstabiel en moet eerst worden geconsolideerd. Dit is waar de zogenaamde secundaire hemostase, of bloedstolling, in werking treedt. Het bestaat uit een reactieketen van verschillende stollingsfactoren. Aan het einde van de reactieketen bevindt zich het vezelige eiwit fibrine, dat de bloedplaatjesplug als netwerkstructuur bedekt en deze zo stabiliseert. De voorloper van fibrine is fibrinogeen – trombine is verantwoordelijk voor de omzetting ervan in fibrine.
Wanneer wordt de trombinetijd bepaald?
Trombinetijd: welke waarde is normaal?
De trombinetijd wordt bepaald uit het bloedplasma, dat tijdens de afname met citraat wordt gemengd. Dit voorkomt dat het bloed stolt tot het moment van de test. In het laboratorium voegt de laboratoriumarts vervolgens een kleine hoeveelheid trombine toe. Vervolgens bepaalt hij de tijd die nodig is voor de vorming van fibrine, normaal gesproken ongeveer 20 tot 38 seconden. De normale waarde kan echter verschillen afhankelijk van de toegevoegde hoeveelheid trombine.
Wanneer wordt de trombinetijd verkort?
Een verkorte trombinetijd heeft geen betekenis. Het kan hoogstens een indicatie zijn van grote hoeveelheden fibrinogeen in het bloed (hyperfibrinogenemie).
Wanneer wordt de trombinetijd verlengd?
Een verlengde trombinetijd treedt op in de volgende gevallen:
- Levercirrose
- Collagenosen (bindweefselziekten)
- Plasmocytoom (multipel myeloom)
- Nefrotisch syndroom
- Neonaten (hier heeft PTZ-verlenging geen pathologische waarde, maar is normaal)
- verhoogde afbraak van fibrine (hyperfibrinolyse) met als gevolg een tekort aan fibrinogeen
- verhoogde consumptie van bloedstollingsfactoren als gevolg van consumptiecoagulopathie (bijvoorbeeld als gevolg van shock of sepsis = “bloedvergiftiging”)
Een andere veel voorkomende reden voor langdurige PTZ is het gebruik van bepaalde medicijnen zoals penicilline, trombineremmers zoals hirudine of heparine. Zelfs een kleine dosis heparine resulteert in een verlenging van de trombinetijd. Daarom is de laboratoriumwaarde een zeer goede test om de heparinetherapie te controleren of een overdosis op te sporen.
Wat te doen bij veranderde trombinetijd?
In het geval van een verlengde plasmatrombinetijd moet de arts de oorzaak achterhalen en de mogelijke ziekten ophelderen. Hiervoor is het vaak nodig om verdere laboratoriumwaarden te bepalen, als deze nog niet bij het eerste onderzoek zijn gemeten.