Wat is gesprekstherapie?
Praattherapie – ook wel conversatiepsychotherapie, cliëntgerichte, persoonsgerichte of niet-directieve psychotherapie genoemd – werd halverwege de 20e eeuw opgericht door psycholoog Carl R. Rogers. Het behoort tot de zogenaamde humanistische therapieën. Deze zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de mens zich voortdurend wil ontwikkelen en groeien. De therapeut ondersteunt deze zogenoemde actualisatietendens door de patiënt te helpen zichzelf te verwezenlijken.
In tegenstelling tot andere vormen van therapie richt gesprekstherapie zich niet op de problemen van de patiënt, maar op zijn ontwikkelingspotentieel in het hier en nu.
Volgens het concept van gesprekstherapie ontstaan psychische stoornissen wanneer iemand problemen heeft zichzelf te accepteren en te waarderen. De getroffen persoon ziet zichzelf dus op een vervormde manier en niet zoals hij of zij werkelijk is. De persoon beschouwt zichzelf bijvoorbeeld als moedig, maar gaat uitdagingen uit de weg. Dit resulteert in incongruentie – een mismatch. Dit betekent dat de patiënt een beeld van zichzelf heeft dat niet overeenkomt met zijn of haar ervaring. Deze incongruentie veroorzaakt angst en pijn. Vanuit dit proefschrift vertrekt gesprekstherapie voor de ontwikkeling van psychische stoornissen.
Voorwaarden voor gesprekstherapie
- Voor de interactie is het noodzakelijk dat er contact is tussen therapeut en patiënt.
- De patiënt bevindt zich in een incongruente toestand, wat hem angst bezorgt en hem kwetsbaar maakt.
- De therapeut bevindt zich in een congruente toestand. Dit betekent dat hij eerlijk is tegenover de patiënt en niet doet alsof.
- De therapeut accepteert de patiënt onvoorwaardelijk.
- De therapeut leeft zich in de patiënt in, zonder zich te verliezen in de gevoelens van de patiënt.
- De patiënt ervaart de therapeut als empathisch en voelt zich onvoorwaardelijk geaccepteerd en gewaardeerd.
Wanneer gesprekstherapie doen?
Praattherapie wordt met succes gebruikt bij de behandeling van psychische stoornissen. Vaak gaat het om angst- of obsessief-compulsieve stoornissen, depressie of afhankelijkheidsstoornissen.
Zoals vermeld in de bovenstaande voorwaarden voor gesprekstherapie, is deze psychotherapeutische procedure alleen geschikt als een persoon een discrepantie (incongruentie) waarneemt tussen zijn zelfbeeld en zijn ervaringen. Bovendien moet men een zekere bereidheid hebben om zichzelf nader te verkennen.
Tijdens de eerste proefsessies kan de patiënt ontdekken of deze vorm van therapie bij hem past. Daarnaast besteedt de therapeut aandacht aan bovengenoemde aandoeningen en rapporteert aan de patiënt of gesprekstherapie voor hem geschikt is of niet.
Wat doe je tijdens gesprekstherapie?
Tijdens de eerste therapiesessies stelt de therapeut de diagnose en vraagt naar de geschiedenis van de patiënt. Vervolgens bepaalt de patiënt welke doelen hij of zij met de therapie wil bereiken.
De kern van gesprekstherapie is het gesprek tussen de patiënt en de therapeut. De patiënt beschrijft zijn problemen en zijn opvattingen. De therapeut streeft ernaar de gevoelens en gedachten van de patiënt zo nauwkeurig mogelijk te begrijpen.
Een cliëntgericht gesprek is gebaseerd op het feit dat de therapeut de uitspraken van de patiënt herhaaldelijk in zijn of haar eigen woorden samenvat. Door de reflectie van de therapeut komt de patiënt tot een beter begrip van zijn of haar innerlijke wereld.
Wat de therapeut bij gesprekstherapie niet doet, is de patiënt advies of instructies geven. Met andere woorden, hij vertelt de patiënt niet hoe hij zich moet gedragen, maar helpt de patiënt eerder een individuele reactie in zichzelf te vinden.
Therapeutische basishouding
Verander het zelfbeeld
Veel patiënten lijden omdat ze de oorzaak van hun ongeluk zien in externe omstandigheden die ze niet kunnen veranderen. Bij gesprekstherapie vestigt de therapeut de aandacht op de interne processen die lijden veroorzaken.
Een veelvoorkomende oorzaak van lijden zijn bijvoorbeeld vertekende percepties. De patiënt leert algemene oordelen (“Niemand vindt mij leuk”) nauwkeurig te onderzoeken. Hierdoor komt hij in de loop van de gesprekstherapie tot een realistischer beeld (“Mijn familie en vrienden vinden mij leuk, ook al hebben we af en toe meningsverschillen”).
Het doel van gesprekspsychotherapie is dat de patiënt zichzelf met waardering behandelt en zichzelf leert zien en accepteren zoals hij is. Hij kan de ervaringen die hij heeft openlijk accepteren en hoeft deze niet te onderdrukken of te verdraaien. De patiënt is dan congruent, wat betekent dat zijn zelfbeeld aansluit bij zijn ervaringen.
Wat zijn de risico’s van gesprekstherapie?
Zoals elke psychotherapie kan gesprekstherapie in sommige gevallen leiden tot een verergering of het uitblijven van verbetering van de symptomen.
De relatie tussen de therapeut en de patiënt heeft een grote invloed op het succes van de therapie. Daarom is het belangrijk dat de patiënt vertrouwen heeft in de therapeut. Als dit niet het geval is, is een verandering van therapeut raadzaam.
Waar moet ik op letten na gesprekstherapie?
Tijdens de gesprekstherapie ontstaat er vaak een sterke band tussen patiënt en therapeut. Veel patiënten voelen zich zeer op hun gemak in het warme en waarderende klimaat van gesprekstherapie en voelen zich angstig als de therapie ten einde loopt.
Dergelijke angsten en zorgen zijn volkomen normaal. Het is echter belangrijk dat de patiënt dergelijke negatieve gedachten en angsten met de therapeut deelt – en ook als hij of zij het gevoel heeft dat hij of zij aan het einde van de therapie nog niet beter is. Therapeut en patiënt kunnen dan samen helder krijgen of verlenging van de therapie noodzakelijk is of dat een andere therapeut of een andere vorm van therapie misschien een betere oplossing zou zijn.
Om het beëindigen van de therapie gemakkelijker te maken, kan de therapeut de intervallen tussen de sessies geleidelijk vergroten – de therapie wordt “afgebouwd” zodat de patiënt gewend raakt aan het omgaan met het dagelijks leven zonder gesprekstherapie.