Taken van de witte bloedcellen | Functies van het bloed

Taken van de witte bloedcellen

De witte bloed cellen (leukocyten) dienen de immuunafweer. Ze zijn belangrijk bij de afweer tegen ziekteverwekkers en ook bij de ontwikkeling van allergieën en auto-immuunziekten. Er zijn veel subgroepen van leukocyten.

De eerste subgroep is de neutrofiele granulocyten met ongeveer 60%. Ze zijn in staat ziekteverwekkers te herkennen en op te nemen en door specifieke stoffen te doden en te verteren. De granulocyten sterven echter ook tijdens het proces.

De volgende groep zijn de eosinofiele granulocyten met ongeveer 3%. Ze zijn vooral betrokken bij parasitaire ziekten (bijv. Wormen) en allergische reacties van de huid, slijmvliezen, longen en maagdarmkanaal. Ze bevatten ook stoffen die cytotoxisch (giftig) zijn en zo ziekteverwekkers kunnen afweren.

Ze leiden ook tot de activering van andere immuuncellen. De derde groep zijn de basofiele granulocyten (ongeveer 1%).

De functie van deze granulocyten is nog relatief onduidelijk. Het enige dat tot nu toe bekend is, is dat ze een receptor hebben voor een specifiek antilichaam (IgE), dat wordt geassocieerd met de ontwikkeling van allergische reacties. De volgende zijn de monocyten (6%).

Ze migreren naar het weefsel en ontwikkelen zich daar tot zogenaamde macrofagen (scavenger cells). Deze kunnen ook ziekteverwekkers opnemen en verteren (fagocytose) en kunnen zo verschillende infecties bestrijden. Bovendien kunnen ze de fragmenten van de afgebroken pathogenen op hun oppervlak (antigenen) presenteren en zo de lymfocyten (laatste groep) in staat stellen om een ​​specifieke immuunrespons te produceren met antilichamen.

De laatste groep zijn de lymfocyten (30%). Ze kunnen verder worden onderverdeeld in natuurlijke killercellen en T- en B-lymfocyten. Natural Killer-cellen herkennen geïnfecteerde cellen (pathogenen) en doden ze.

De T- en B-lymfocyten samen kunnen de pathogenen specifiek aanvallen. Dit gebeurt enerzijds door de vorming van antilichamen die vervolgens een interactie aangaan met het antigeen van een ziekteverwekker en het dus gemakkelijker maken aangevallen door de immuunsysteem​ Aan de andere kant vormen ze ook geheugen cellen, zodat de immuunsysteem kan bij het tweede contact onmiddellijk een ziekteverwekker herkennen en afbreken. Ten slotte geven deze cellen ook stoffen af ​​die geïnfecteerde lichaamscellen doden. Alleen door de interactie van al deze cellen en specifieke boodschappersubstanties kan de immuunsysteem goed functioneren en het lichaam beschermen tegen ziekteverwekkers.

Taken van de trombocyten

De trombocyten (bloed bloedplaatjes) zijn verantwoordelijk voor bloedstolling en hemostase​ Als het vaartuig gewond is, kan de bloedplaatjes snel de juiste plaats bereiken en binden aan specifieke receptoren van de blootgestelde structuren (bijv collageen​ Op deze manier worden ze geactiveerd.

Dit proces wordt ook wel primair genoemd hemostase​ Na activering is het bloedplaatjes laat verschillende ingrediënten vrij die andere bloedplaatjes aantrekken. De geactiveerde bloedplaatjes vormen een stolsel (rode trombus).

Bovendien is de coagulatiecascade in de bloed plasma wordt geactiveerd, wat leidt tot de vorming van fibrinedraden en een onoplosbaar fibrinenetwerk. Dit wordt ook wel een witte trombus genoemd. Op deze manier worden de verwondingen van de vaatwanden zeer snel gesloten en wordt het bloeden gestopt. Als het aantal trombocyten te laag is, kan dit leiden tot neus- of bloedend tandvlees of zelfs een lichte bloeding van de huid. Zelfs lichte verwondingen kunnen leiden tot kneuzingen of bloeden interne organen.