Socialisatie: functie, taken, rol en ziekten

Socialisatie is de voortdurende aanpassing aan patronen van voelen en denken binnen sociale gemeenschappen. Volgens de socialisatietheorie zijn mensen alleen levensvatbaar door socialisatie. Socialisatieproblemen kunnen daarom mentale en psychosomatische ziekten veroorzaken, maar kunnen er ook een symptoom van zijn.

Wat is socialisatie?

Socialisatie is de voortdurende aanpassing aan patronen van voelen en denken binnen sociale gemeenschappen. Ieder mens wordt beïnvloed door emoties en gedachten over zijn of haar omgeving. De aanpassing van menselijke gevoelens en denkpatronen aan de patronen van de omgeving vindt plaats door de internalisering van sociale normen. Dit proces wordt socialisatie genoemd. Socialisatie is dus enerzijds sociale binding met de omgeving en anderzijds persoonlijkheidsontwikkeling in interactie met de omgeving. Het individu leert zijn manier van denken en handelen mee vanuit zijn omgeving. Er is voor hem geen andere mogelijkheid, want hij is altijd in een omgeving. Op deze manier stemt hij zichzelf er ook mee af. Individuen volgen daarom de neiging om zich te gedragen volgens de normen en waarden die op dat moment gelden. Als socialisatie succesvol is, internaliseert het individu normen, waarden, representaties en sociale rollen van de omgeving. Succesvolle socialisatie komt overeen met een symmetrie van subjectieve en objectieve realiteit. De opvatting van de werkelijkheid en de eigen identiteit wordt dus niet in de laatste plaats sociaal gevormd. In de jaren zeventig ontwikkelde zich een interdisciplinaire theorie van socialisatie. Veel bronnen maken een onderscheid tussen primaire en secundaire en tertiaire socialisatie, afhankelijk van de levensfase.

Functie en taak

Socialisatie is de totaliteit van sociaal bemiddeld leren processen en stelt het individu in staat deel te nemen aan het sociale leven en deel te nemen aan de ontwikkeling ervan. Het proces moet worden opgevat als een levenslang proces. Socialisatie is dus het resultaat van het samenleven van mensen en komt tot uiting in de vorming van sociale relaties van het individu. Voor socialisatie moet persoonlijke individuatie in harmonie worden gebracht met sociale integratie. De ego-identiteit kan op geen enkele andere manier worden beveiligd. De sociale omgeving en de respectievelijke aangeboren individuele factoren werken samen in socialisatie. Pas in de loop van de socialisatie ontwikkelt een persoon zich tot een sociaal bekwaam individu dat zich gedurende zijn of haar leven blijft ontwikkelen door in het reine te komen met zijn of haar eigen leven. Het individu heeft vooral te maken met zijn fysieke en psychologische aanleg gedurende zijn hele leven. Hij probeert deze innerlijke realiteit te harmoniseren met de sociale en fysieke omgeving en dus met de externe realiteit. Primaire socialisatie vindt plaats op de pasgeborene en vormt de basis voor het inpassen in de wereld. Met deze eerste socialisatie wordt een basisuitrusting met levens- en wereldkennis overgebracht. Alleen door deze basisuitrusting kan de mens voet aan de grond krijgen in de wereld. De verinnerlijking van manieren van kijken in de sociale omgeving vloeit in eerste instantie vooral voort uit het basisvertrouwen in ouders of verzorgers die voor de opvoeding zorgen. Bij secundaire socialisatie staat het individu voor de taak iets van zijn of haar leven te maken. Het contact met een wereld buiten de primaire socialisatieomgeving begint. Vanaf dit punt wordt de wereld opgesplitst in een veelvoud aan subwerelden en gevormd door kennis en vaardigheid. Secundaire socialisatie begint in zoiets als kleuterschool of school. Van hieruit moet het individu rolspecifieke vaardigheden verwerven om door de subwerelden te navigeren. Tertiaire socialisatie vindt plaats op volwassen leeftijd en komt overeen met de constante aanpassing aan de sociale omgeving en dus het verwerven van nieuw gedrag en denkpatronen. De aldus opgedane kennis en vaardigheden dienen om te overleven in de samenleving.

Ziekten en aandoeningen

Bijna alle ernstige lichamelijke en geestelijke ziekten kunnen in verband worden gebracht met socialisatieproblemen. Als gevolg van een ziekte raakt de persoon van de baan en kan hij het moeilijk vinden om in een sociale context te passen. Een voorbeeld van een ziekte met socialisatieproblemen is ADHD​ Dit is een aandoening die ongeveer tien procent van alle kinderen en adolescenten treft. De stoornis heeft soms ernstige gevolgen voor gedrag en prestatie. Problemen met aandachtsbehoud, rusteloosheid, instabiliteit en impulsief gedrag kenmerken het beeld. Veel van de getroffen kinderen en adolescenten hebben er last van leren moeilijkheden en sociale problemen zoals secundaire socialisatieproblemen. Socialisatieproblemen zijn echter niet alleen een symptoom van veel ziekten, maar kunnen ook een oorspronkelijk verband hebben, vooral met psychische aandoeningen. Met name problemen bij de primaire socialisatie kunnen dat leiden tot talrijke ziekten van de psyche. Een verstoord of teleurgesteld primordiaal vertrouwen is bijvoorbeeld vaak de basis voor psychische stoornissen. Door het teleurgestelde basisvertrouwen vinden mensen het moeilijk om een ​​plek in hun eigen gezin te vinden. Dit maakt het voor hen des te moeilijker om in het kader van secundaire socialisatie hun plek in de wereld te vinden. Verslavingen of psychoses kunnen het gevolg zijn. Idealiter zijn mensen gelukkig in het gezin en vinden ze daarin een ruimte voor zelfontplooiing en bevrediging van emotionele behoeften. Dus als kinderen groeien zij kampen met ernstige gezinsproblemen, maar kampen vaak met persoonlijke en interpersoonlijke problemen als gevolg van de disfunctionele gezinsstructuren.