Sinus frontalis (frontale sinus)

De frontale sinus (Sinus frontalis) behoort net als de maxillaire sinus, sphenoidale sinus en de ethmoid cellen naar de neusbijholten (Sinus paranasales). Het vertegenwoordigt een met lucht gevulde holte in het bot dat het voorhoofd vormt en, net als de andere delen van het neusbijholten, het kan ook ontstoken raken, wat bekend staat als sinusitis (zie hieronder).

Anatomie

De frontale sinus bestaat uit twee afzonderlijke holtes die zich in het frontale bot (Os frontale) bevinden. De frontale sinus bevindt zich dus boven de neusholte en ook boven de orbitae. De achterwand grenst al aan de frontale basis van de schedel.

In het interieur wordt de gepaarde frontale sinus bedekt door slijmvlies, die op het oppervlak bedekt is met kleine, beweegbare haren (trilharen epitheel), vergelijkbaar met de neusslijmvlies​ De functie van deze haren is om vreemde voorwerpen en stofdeeltjes die de sinus zijn binnengedrongen naar de neus-. Richting de neusholte er is een kleine, halvemaanvormige verbinding (Hiatus semilunaris), die uitkomt in de middelste neusholte.

Het bot waarin de frontale sinus zich bevindt, zorgt voor stabiliteit voor de schedel en beschermt zo de hersenen​ De frontale sinus dient hier voor de lichtgewicht constructie van het bot, want zonder deze met lucht gevulde holte zou het bot erg zwaar zijn en de hoofd kon niet worden opgeheven. Een andere functie van de frontale sinus is om een ​​resonantiekamer te bieden voor stemvorming en zo de stem zijn individuele klank en karakter te geven.

Verder het slijmvlies van de frontale sinus, dat goed wordt voorzien van bloed, moet de lucht die we inademen bevochtigen en verwarmen. De frontale sinus is vanaf de geboorte nog niet aanwezig, maar wordt pas in de loop van het leven gevormd. Het bereikt zijn definitieve vorm pas als de groei van de schedel is voltooid (meestal tussen de 20 en 25 jaar).

Dit verklaart waarom kleine kinderen zich nog niet kunnen ontwikkelen sinusitis​ Omdat de sinus zich pas in de loop van de adolescentie ontwikkelt, is het niet verwonderlijk dat er een grote variatie is in de vorm en het uiterlijk van de sinussen van persoon tot persoon. Vaak zijn de twee grotten ook verschillend groot.