Schouderinstabiliteit - conservatief verhelpen

Als de schouder te ver wordt bewogen, pezen en ligamenten gespannen en voorkomen dat de schoudergewricht van glijden / luxeren. Als de kracht die van buitenaf op het gewricht wordt uitgeoefend groter is dan de kracht van de pezen en ligamenten, zal het gewricht uit zijn plaats glijden of overstrekken. In het ergste geval kan dit leiden tot blijvende schouderinstabiliteit. Schouderinstabiliteit kan door een arts worden vastgesteld aan de hand van de medische geschiedenis en een fysiologisch onderzoek.

Fysiotherapie / behandeling

Fysiotherapie speelt een doorslaggevende rol bij de behandeling van schouderinstabiliteiten, zowel als conventionele methode als als pre- of postoperatieve behandeling. Vanwege de speciale structuur van de schoudergewrichtHet is echter uitermate belangrijk om een ​​exacte anamnese uit te voeren voordat u met de behandeling begint, zodat de instabiliteit van de schouder in het ergste geval niet negatief wordt bevorderd door de behandeling. In een intensief patiëntengesprek zal de therapeut daarom in het begin proberen de exacte problematiek vast te stellen, rekening houdend met de klinische resultaten.

Door middel van specifieke vragen en een fysiologisch onderzoek kunnen doorgaans bepaalde patronen in het type schouderinstabiliteit worden geïdentificeerd, zodat passende therapeutische maatregelen individueel op maat kunnen worden gemaakt. De 3 meest voorkomende oorzaken of klinische patronen van schouderinstabiliteit zijn: TUBS = traumatisch, ongericht (dwz slechts in één richting), Bankart-laesie, chirurgisch: hier is de oorzaak van schouderinstabiliteit een blessure, bijvoorbeeld een val tijdens het skiën of een blessure tijdens een werpbeweging. Tijdens de behandeling is het belangrijk dat de patiënt leert zijn bewegingen aan te passen, zodat oude patronen geen nieuw letsel veroorzaken.

AMBRI = atraumatisch, multidirectioneel (in alle richtingen), bilateraal (aan twee kanten), revalidatie en inferieur (onderste deel van de capsule): hier is de oorzaak van de klachten niet op trauma gebaseerd. De problemen zijn meestal dubbelzinnig, wat grotendeels te wijten is aan een zeer rekbaar bindweefsel​ Door gerichte oefeningen en een langzaam verhoogde training wordt getracht het ontoereikende te stabiliseren bindweefsel.

FI = functionele instabiliteit: bij deze vorm van schouderinstabiliteit worden de problemen meestal veroorzaakt door spieronevenwichtigheden​ Bij de fysiotherapeutische behandeling van dit patroon is het belangrijk om de gehele bewegingsketen van de schoudergewricht​ Over het algemeen hebben atraumatische probleemoorzaken een grotere kans op volledige revalidatie dan traumatische.

De discipline en medewerking van de patiënt is bepalend voor het succes van de therapie.

  • TUBS = traumatisch, ongericht (dwz slechts in één richting), Bankart-laesie, chirurgisch (operatief): hier komt de oorzaak van schouderinstabiliteit voort uit een blessure, bijvoorbeeld een val tijdens het skiën of een blessure tijdens een werpbeweging. Tijdens de behandeling is het belangrijk dat de patiënt leert zijn bewegingen aan te passen, zodat oude patronen geen nieuw letsel veroorzaken.
  • AMBRI = atraumatisch, multidirectioneel (in alle richtingen), bilateraal (aan twee kanten), revalidatie en inferieur (onderste capsulegedeelte): hier is de oorzaak van de klachten niet op trauma gebaseerd.

    De problemen zijn meestal dubbelzinnig, wat grotendeels te wijten is aan een zeer rekbaar bindweefsel​ Door gerichte oefeningen en een langzaam verhoogde training wordt getracht het onvoldoende bindweefsel te stabiliseren.

  • FI = functionele instabiliteit: bij deze vorm van schouderinstabiliteit worden de problemen meestal veroorzaakt door spieronevenwichtigheden​ Bij de fysiotherapeutische behandeling van dit patroon is het belangrijk om de hele bewegingsketen van het schoudergewricht te trainen.