De diagnose wordt meestal klinisch gesteld.
Laboratoriumparameters van de 2e orde - afhankelijk van de resultaten van de geschiedenis, fysiek onderzoek, enz. - voor differentiële diagnostische verduidelijking.
- Directe virusdetectie met behulp van PCR (polymerasekettingreactie) uit de inhoud van de blaasjes, huid biopsieën, cerebrospinale vloeistof *, of bloed - voor detectie van varicella zoster virale infectie [gevoeligheid en specificiteit van 95-100%] * wanneer betrokkenheid van het CZS wordt vermoed.
- Antigeendetectie met behulp van de immunofluorescentietest [specificiteit (kans dat daadwerkelijk gezonde mensen die de betreffende ziekte niet hebben ook door de test als gezond worden gedetecteerd) 76%; gevoeligheid (percentage zieke patiënten bij wie de ziekte wordt opgespoord door het gebruik van de test, dwz er treedt een positieve bevinding op) 82%].
- Virale cultuur [specificiteit 99%; gevoeligheid 20%).
- Antilichaamdetectie (= indirecte virusdetectie) met behulp van serologische methoden zoals ELISA (Enzyme Linked Immunosorbent Assay) uit serum, gedroogd bloed of cerebrospinale vloeistof [positief voorspellende waarde ongeveer 90%; in de meeste gevallen IgA antilichamen aanwezig / IgM-antilichamen kunnen afwezig zijn].
- HIV-test - herpes zoster wordt beschouwd als een indicatorziekte voor hiv.