Postisometrische ontspanning

Postisometrisch Ontspanning (PIR) is een fysiotherapeutische techniek om reflectorisch gespannen spieren te ontspannen. Na een trauma, dwz een blessure, maar ook na een operatie, willen onze spieren het getroffen gebied beschermen door hun tonus, dwz hun spanning, te verhogen en door hun bewegingsvermogen in het getroffen gebied te verminderen.

Het is vaak belangrijk om te zorgen voor vroege mobilisatie en om de mobiliteit in het gewonde gebied te bevorderen. Om dit te bereiken, Postisometric Ontspanning (PIR) kan de hypertone spieren ontspannen en het bewegingsbereik vergroten. De techniek is gebaseerd op de veronderstelling dat nadat een spier isometrisch is aangespannen, deze zijn tonus verliest in een ontspanning fase en het bewegingsbereik wordt vergroot.

Postisometrische ontspanning (PIR) kan door de patiënt alleen worden uitgevoerd voor bepaalde spiergroepen. Gewoonlijk is een therapeut echter vereist om de juiste weerstanden en bevelen te geven. De techniek is bijzonder geschikt voor vroege mobilisatie wanneer er nog een beschermende spanning is. Door de isometrische spanning kunnen zelfs kleine bewegingsamplitudes worden berekend. Er moet voor worden gezorgd dat de isometrische spierspanning tegen een weerstand in plaatsvindt en dus moet de geblesseerde structuur voldoende worden gestabiliseerd!

Implementatie

De implementatie van postisometrische relaxatie is relatief eenvoudig. De patiënt dient altijd in een comfortabele uitgangspositie te zitten waarin hij / zij zich niet of nauwelijks voelt pijn als mogelijk. Een pijnlijke spier zal onvermijdelijk verdere beschermende spanning opbouwen en is daarom contraproductief voor het succes van de oefening.

De oefening wordt gestart vanuit een positie waarin de patiënt zijn huidige einde van de beweging heeft, maar nog geen gevoel heeft pijn​ Op dit punt stelt de therapeut een weerstand in op de te ontspannen spier en vraagt ​​de patiënt om zonder beweging tegen de weerstand in te spannen. Het aanspannen van een spier met een constante lengte - zonder beweging - wordt isometrisch genoemd.

De spanning wordt ongeveer 5-10 seconden vastgehouden en dan vraagt ​​de therapeut de patiënt om de spanning los te laten en de spier te ontspannen. Tijdens de ontspanningsfase kan de therapeut nu passief het bewegingsbereik uitbreiden naar de stretching van de te ontspannen spier. Als er tegenspanning is of pijnis het nieuwe bewegingsbereik bereikt.

Een volgende sessie kan worden gestart. Als na meerdere sessies geen bewegingsbereik meer kan worden uitgewerkt, moet de nieuw verworven positie worden gestabiliseerd. Dit gebeurt indien mogelijk door de tegenstander van de te ontploffen spier te spannen. Het spannen kan ook isometrisch / concentrisch zijn door een weerstand in de stretching richting of excentriek. De tegenstander wordt gespannen en mag alleen heel langzaam uit de nieuwe positie worden geduwd - excentrische spieractiviteit beschrijft de langzame, gecontroleerde verlenging van een spier.