Osteopathische interventie | Osteopathie voor het Piriformis-syndroom

Osteopathische interventie

Het belangrijkste in een piriformis syndroom is om de toon van de piriformis spier​ De exacte oorzaak van het bakvet moet worden achterhaald. De osteopaat kijkt naar de stand van het bekken ten opzichte van de heiligbeen.

Als de bekkenvaan naar voren is gepositioneerd in vergelijking met de heiligbeen piriformis spier wordt overbelast en de osteopaat beweegt door mobilisatie of manipulatie de bekkenvaan naar achteren zodat de piriformis-spier niet langer in de gestrekte positie is. De osteopaat kan in principe niets doen tegen een spier die te lang is, behalve om de verkeerde positie te corrigeren, waardoor de spier automatisch weer korter wordt. Een verkorting van de M. Piriformis kan worden veroorzaakt door een globaal probleem of door een bekkenschep die naar achteren is geplaatst.

Ten eerste past de osteopaat directe technieken toe, namelijk triggeren of massage op de Piriformis-spier​ Hij toont de patiënt ook een onafhankelijke stretching oefening: zittend in een lange positie, plaats er een been aan de andere kant en oefen extra druk uit met de andere arm om de stretching​ Om verklevingen los te maken kan de osteopaat ook de “Blackroll”Steun.

Enkele oefeningen zijn te vinden in het artikel Fasciale training​ Als de klachten na de oefeningen afnemen, is het enige symptoom hypertonie van de Piriformis-spier, die wordt veroorzaakt door overbelasting tijdens de training of een tijdelijke 'sluiting' van de spier bij acute belasting. Als de klachten niet afnemen, kan de bekkenschep door speciale mobilisatie of manipulatie in de juiste positie worden gebracht.

De bekkenpositie moet na elke mobilisatie worden gecontroleerd en als dit niet is gelukt, kan de manipulatie worden uitgevoerd. Ook na de manipulatie kan een directe behandeling worden gedaan om de doorbloeding van de spier te verbeteren. Als de symptomen nog steeds niet verbeteren, kan er een verstopping zijn in het gebied van de lumbale wervelkolom, vooral in het gebied L5-S2, omdat daar de innervatie van de Piriformis-spier ontstaat.

Zie de artikelen over fysiotherapie mobilisatie-oefeningen lumbale wervelkolom en fysiotherapie mobilisatie heup. Er kunnen verklevingen zijn in het darmgebied, die aan het bekken kunnen trekken en zo tot een verkeerde positie kunnen leiden. Door de verhoogde tonus in het gebied van de darm wordt het bekken relatief naar voren getrokken, zodat a stretching in de Piriformis-spier komt voor. Als de verklevingen in het gebied van de darm worden losgemaakt, blijft het bekken terug bewegen naar de juiste positie, meestal via een bindweefsel massage.

Als dit niet het geval is, kunnen de bovengenoemde technieken worden gebruikt. De spier wordt dan weer korter en de fysiologische functie wordt hersteld. Integendeel, een overdreven toon van de bekkenbodem kan het bekken relatief naar achteren trekken, wat kan leiden tot hypertonie van de M. Piriformis.

De bekkenbodem kan worden behandeld door directe technieken of door mobilisatie van de heup. Daarnaast wordt de patiënt geïnstrueerd om zelf de tonus te regelen door ademhaling en bekkenbeweging. Over het algemeen is een verhoogde toon in de bekkenbodem is niet goed, omdat het kan leiden tot verergerde zwangerschappen, urineresten, problemen bij het naar het toilet gaan en nog veel meer.

Als de tonus van de bekkenbodem afneemt, komt het bekken weer recht te staan ​​of kan het worden ondersteund door de bovengenoemde mobilisatie. De directe technieken op M. Piriformis kunnen de tonus verder verminderen. Vanwege de gelijkaardige innervatie van de darm en bekkenbodem en spieren, moet ook de lumbale wervelkolom worden onderzocht op blokkering als in deze gebieden een aandoening wordt vermoed.

Door de blokkering kan de aanvoer van deze gebieden beperkt zijn, waardoor verklevingen of hypertonie kunnen optreden. De toevoer kan worden hersteld door de onderste lumbale wervelkolom te mobiliseren of te manipuleren. Deze holistische kijk op osteopathie dient om de processen in het lichaam beter te begrijpen. Tijdens een sessie kan ook de onderste extremiteit worden onderzocht op mogelijke bewegingsbeperkingen en blokkades, aangezien er mogelijk een onbalans in de spieren is opgetreden en deze kan worden gestopt door de aangetaste structuren te corrigeren.