Myelodysplastisch syndroom: therapie

Ondersteunende therapie

Ondersteunende therapie verwijst naar maatregelen die ondersteunend worden gebruikt. Ze zijn niet bedoeld om de ziekte te genezen, maar om het genezingsproces te versnellen en de symptomen te verlichten. Als er een tekort is aan erytrocyten (rode bloedcellen) of bloedplaatjes (trombocyten) in het perifere bloed, kunnen bloedtransfusies worden overwogen:

  • Transfusie van leukocyt-verarmde rode bloedcelconcentraten, afhankelijk van de klinische situatie voorwaarde (de Hb-waarde is niet doorslaggevend!).
  • Transfusie van bloedplaatjesconcentraten.
    • Indicatie: klinische tekenen van bloeding (profylactisch administratie wordt alleen aangegeven in koorts en ernstige infecties).

Bloed transfusies brengen meer gratis ijzer in het lichaam van de ontvanger, wat na verloop van tijd, vooral bij patiënten die veel bloedtransfusies krijgen, kan leiden tot secundaire siderosis (ijzer overbelasting) en dus tot een afzetting van ijzer in het organisme. In het geval van dreigende of manifeste siderosis, de administratie of ijzer chelatoren worden daarom aanbevolen. Ze binden het overtollige ijzer in het lichaam, dat vervolgens kan worden uitgescheiden. De volgende ijzerchelatoren worden meestal gebruikt:

  • "Deferasirox"(Mondeling) of"deferoxamine”(Subcutaan of intraveneus).
  • Controleparameter: ferritine in serum
  • In ongeveer 20% van de gevallen is er een verbetering in bloed tellen.

Algemene maatregelen

  • Bij een tekort aan bloedplaatjes: neem geen anticoagulantia (anticoagulantia) zoals acetylsalicylzuur (ALS EEN)! Ze verminderen de toch al beperkte werking nog meer bloed stolling, waardoor het risico op (interne) bloedingen toeneemt.
  • Vermijden van omgevingsstress:
    • Giftige (giftige) stoffen zoals benzeen en oplosmiddelen (verf, lak), kerosine.

Conventionele niet-chirurgische therapiemethoden

Voor de therapie met een hoog risico myelodysplastisch syndroom, allogeen stamceltransplantatie (meer precies: hematopoietische stamceltransplantatie; HSCT; bloedstamceltransplantatie) - als enige therapeutische maatregel met uitzicht op genezing (in aanwezigheid van een HLA-identieke familie of externe donor) - kan worden overwogen.

  • indicaties:
    • Hoogrisicopatiënten <65 jaar en algemeen goed voorwaarde van de patiënt.
    • Bij terugval (herhaling van de ziekte) daarna stamceltransplantatie.
    • Jongere patiënten met een laag risico en ernstige trombocytopenie (tekort aan bloedplaatjes) en / of neutropenie (afname van neutrofiele granulocyten) en / of moleculaire markers die wijzen op een slechte prognose

Voor dit doel moet de patiënt vrij zijn van infectie en in het algemeen voorwaarde dat maakt dit intensief mogelijk therapie​ Door DNA-sequentiebepaling van beenmerg cellen met reductie tot 40 genen, de prognose na allogeen stamceltransplantatie is relatief goed te voorspellen al 30 dagen na de behandeling.

Vaccinaties

De volgende vaccinaties worden geadviseerd:

  • Griep inenting
  • Pneumokokkenvaccinatie: immuungecompromitteerde personen moeten opeenvolgend worden gevaccineerd met het 13-valent geconjugeerde vaccin PCV13 en zes tot 12 maanden later met het 23-valent polysaccharidevaccin PPSV23 tegen pneumokokken.

Regelmatige controles

  • Regelmatige medische controles

Voedingsgeneeskunde

  • Voedingsadvies op basis van voedingsanalyse
  • Voedingsaanbevelingen volgens een gemengd dieet rekening houdend met de ziekte bij de hand. Dit houdt onder meer in:
    • In totaal 5 porties verse groenten en fruit per dag (≥ 400 g; 3 porties groenten en 2 porties fruit).
    • Een of twee keer per week verse zeevis, dwz vette zeevis (omega-3 vetzuren) zoals zalm, haring, makreel.
    • Vezelrijk dieet (volle granen, groenten).
  • Selectie van geschikt voedsel op basis van de voedingsanalyse
  • Zie ook onder “Therapie met micronutriënten (vitale stoffen)” - indien nodig met een geschikt dieet aanvullen.
  • Gedetailleerde informatie over voedingsgeneeskunde ontvang je van ons.

Sports Medicine