Luchtpijp

Synoniemen

lat. = luchtpijp; functie luchtpijp, anatomie luchtpijp

Definitie

De luchtpijp is samen met de bronchiën en de longen een van de lagere luchtwegen en verbindt de nasopharynx met de longen. De luchtpijp bevindt zich in de keel onder de strottehoofd en in de borstkas. Ademen lucht baant zich een weg uit de neusholte via de keelholte en strottehoofd naar de luchtpijp en vandaar naar de bronchiën van de longen.

De luchtpijp is een 10 tot 12 cm lange, elastische buis met een diameter van 12 mm. Het is verdeeld in twee secties, de pars cervicalis (“nek deel”) en de pars thoracica (“borst deel"). In relatie tot de positie van de wervelkolom erachter, begint de luchtpijp op het niveau van de 6.7e halswervel en eindigt op het niveau van de 4e thoracale wervel.

Daar verdeelt het zich in de rechter en linker hoofdbronchus van de long en vormt op dit punt een splitsing (bifurcatio tracheae, "vertakking") met een kraakbeenachtige lies (carina tracheae). De luchtpijp bestaat uit 10 tot 20 hoefijzervormige kraakbeen clips, die in lengterichting met elkaar verbonden zijn door ligamenten, de ligamenta annularia (ligamentum = band, annulus = ring). De fijne weefselstructuur van de luchtpijp is drielaags (van binnen naar buiten): De tunica slijmvlies bestaat uit meerrijige ciliated epitheel, die bedekt is met trilhaartjes, de zogenaamde kina.

Slijmproducerende slijmbekercellen zijn ingebed. Daarnaast zijn er ondersteunende cellen, basale cellen en endocriene cellen. De grens met de onderliggende tunica fibromusculoartilaginea vormt een laag van bindweefsel met elastische vezels en klieren, de glandulae tracheales (glandula = klier).

Het middelste deel van de luchtpijp bestaat uit: kraakbeen klemmen gemaakt van hyaline kraakbeen naar achteren openen. De uiteinden van een beugel zijn verbonden door een spier-peesplaat (Musculus trachealis), die de achterwand van de luchtpijp vormt. Tussen twee kraakbeen bretels er is een bindweefsel ligamentverbinding (Ligamentum annulare).

Ten slotte vormt de buitenste laag, de tunica adventitia, los bindweefsel en verankert de luchtpijp aan zijn omgeving.

  • Tunica mucosa = slijmvlies met klieren
  • Tunica fibromusculoartilaginea = spieren, kraakbeen, ligamenten
  • Tunica adventitia = omringend bindweefsel

De luchtpijp, als onderdeel van de luchtgeleidende (geleidende) luchtwegen, dient om de lucht die we inademen te verwarmen, te bevochtigen en te zuiveren. Dit gebeurt met behulp van de slijmproducerende slijmbekercellen en de kinocilia van de slijmvlies. Deze laatste transporteren slijm en vreemde deeltjes naar de keel met een snelheid van ongeveer 15 mm per minuut. In de luchtpijp komen ook zenuwvezels voor, die verantwoordelijk zijn voor de hoesten reflex en hebben dus ook een reinigende functie.