Levend vaccin
Levende vaccins bevatten ziekteverwekkers die zich kunnen reproduceren, maar verzwakt zijn. Deze kunnen zich vermenigvuldigen, maar veroorzaken over het algemeen geen ziekte meer. Niettemin reageert het immuunsysteem op de verzwakte ziekteverwekkers in het vaccin door specifieke antilichamen te produceren.
Voor- en nadelen van levende vaccins
- Voordeel: Vaccinatiebescherming na een levende vaccinatie duurt lang, in sommige gevallen zelfs levenslang (na volledige basisimmunisatie).
Bijwerkingen treden doorgaans één tot twee weken na levende vaccinatie op!
Levende vaccins en andere vaccinaties
Levende vaccins kunnen tegelijkertijd met andere levende vaccins worden gegeven. Een bekend voorbeeld is de basisimmunisatie tegen mazelen, bof, rubella en varicella – allemaal levende vaccins. Bij de eerste vaccinatieafspraak krijgen kinderen tegelijkertijd het BMR-vaccin en een waterpokkenvaccin. Bij de tweede vaccinatieafspraak een viervoudig vaccin (MMRV).
Het interval tussen twee levende vaccinaties is noodzakelijk omdat bepaalde processen de opbouw van immuunbescherming kunnen verstoren. Er wordt bijvoorbeeld gedacht dat het mazelenvaccin het immuunsysteem tijdelijk verzwakt. Bovendien gaan onderzoekers ervan uit dat boodschapperstoffen die vrijkomen na een levende vaccinatie voorkomen dat immuuncellen te vroeg geïnjecteerde vaccinvirussen opnemen en erop reageren.
Levende vaccins en zwangerschap
Levende vaccins mogen niet worden toegediend tijdens de zwangerschap. De verzwakte ziekteverwekkers kunnen mogelijk schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Vermijd ook zwanger te worden binnen de vier weken na een passende immunisatie.
Tijdens het geven van borstvoeding is levend vaccineren daarentegen wel mogelijk. Hoewel de moeder de vaccinvirussen via de moedermelk kan overdragen, vormt dit volgens de huidige kennis geen risico voor het kind.
Dood vaccin
Er zijn verschillende soorten dode vaccins:
- Hele deeltjesvaccin: hele, gedode/geïnactiveerde ziekteverwekkers.
- Gesplitst vaccin: inactieve fragmenten van ziekteverwekkers (dus vaak beter verdragen)
- Polysacharidevaccin: suikerketens uit het ziekteverwekkeromhulsel (ze activeren de immuuncellen slechts in beperkte mate en zijn daarom alleen voldoende effectief bij oudere kinderen en volwassenen)
- Subeenheidvaccin (subeenheidvaccin): Bevat alleen een specifiek eiwitgedeelte (antigeen) van de ziekteverwekker
- Toxoïdvaccin: Inactieve componenten van de pathogene toxines
- Adsorbaatvaccin: Hierbij wordt het geïnactiveerde vaccin bovendien gebonden aan adsorbentia (bijvoorbeeld aluminiumhydroxide), wat het immunisatie-effect versterkt.
Voor- en nadelen van geïnactiveerde vaccins
- Voordeel: Geïnactiveerde vaccins hebben in de regel minder bijwerkingen dan levende vaccins. Daarom behoren de meeste vaccins tegenwoordig tot deze categorie. In tegenstelling tot levende vaccins is het ook niet nodig om ze te scheiden van andere vaccins (zie hierboven).
Nadelige bijwerkingen treden doorgaans binnen één tot drie dagen na vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin op!
Overzicht: Levende en dode vaccins
De volgende tabel geeft een overzicht van de belangrijkste ziekten waarvoor een dood of levend vaccin beschikbaar is:
Dode vaccins |
Levende vaccins |
Mazelen |
|
de bof |
|
rubella |
|
Influenza |
Waterpokken (varicella) |
Hepatitis A en B |
Tyfus (orale vaccinatie) |
HalloB |
|
HPV |
|
Polio |
|
Kinkhoest (pertussis) |
|
Meningokokken |
|
Pneumokokken |
|
Tetanus |
|
Hondsdolheid |
|