Oefeningen voor peroneale parese

Om peroneale parese te corrigeren en secundaire schade zoals een spitse voet te voorkomen, oefeningen om de spieren te versterken en het gevoel van evenwicht zijn essentieel. Hieronder worden geschikte oefeningen gepresenteerd als voorbeelden:

Evenwichtsoefeningen

1.) Tenen aanspannen: de betrokken persoon ligt plat op de grond in rugligging. Zijn benen zijn volledig gestrekt.

Nu probeert de getroffen persoon zijn voeten naar de hoofd aan beide kanten tegelijkertijd en houd deze positie zo lang mogelijk vast. De oefening moet 5 keer worden herhaald. Als alternatief kan de oefening ook zittend op een stoel worden uitgevoerd: de voeten staan ​​ongeveer op heupbreedte uit elkaar op de grond.

Nu probeert de patiënt zijn tenen van de vloer te tillen. De hielen blijven op de grond. 2.)

Theraband: De getroffen persoon zit met gestrekte benen voor een muur bars​ Hij ondersteunt zijn bovenlichaam met zijn handen op zijn rug. De aangedane voet is nu gefixeerd in een daarover, die een lus vormt met een van de lagere sporten.

De voet moet zo ver mogelijk in dorsale extensie staan ​​(voet zo hoog mogelijk optillen). Op deze manier wordt de voet actief tegen zijn verkeerde positie bewogen. 3.)

Voetzwaai: de patiënt staat rechtop. Bij twijfel over staan ​​kan links en rechts van de patiënt een stoel worden geplaatst, zodat de rugleuningen kunnen worden gebruikt om de voet vast te houden. Nu tilt de getroffen persoon beide hakken tegelijkertijd van de vloer zodat hij alleen op zijn tenen staat.

Hij gebruikt dan het momentum om van hier naar de tegenovergestelde positie te gaan (= hielpositie met opgetrokken tenen). Er zouden 10 wijzigingen moeten zijn. 4.)

Flamingo: De getroffen persoon staat met de zieke kant op een zachte of wankele ondergrond, zoals een opgevouwen deken of een balkussen. Buig nu de knie lichtjes en til de niet aangedane voet iets van de vloer. De getroffen persoon probeert erop te staan been zo lang mogelijk.

Bij onzekerheid kan een tweede persoon worden ingezet om de voet vast te zetten of vast te houden. 5.) Tapijtrand: de patiënt staat in een hoek van een dik tapijt. Nu balanceert de patiënt langs de tapijtranden eenmaal rond het tapijt. Als hij valt, begint hij opnieuw vanaf het begin.